NEDERLANDS KONINKRIJK HISTORIE
Bernhard en Bea,
Het Einde van Oranje
🧩 Bea Mother of God
🧩 Honoré-de-Balzac-Gedenktafel
🧩 Koning Willem Of Orange III
🧩 William the Silent Orange
🧩 Kroniek der Lage Landen
🧩 Huwelijks Akte Hertog Hendrik
🧩 't Hof der Staten van Friesland
🧩 Die Legende Sankt Hubertus
🧩 De Amsterdamse Staats-Banketten
🧩 Het Gereformeerde Koninkrijk
De almachtige Moederkerk kon de enkeling neerdrukken, tegen haar viel niet op te tornen, al hadden nobele hervormers in de kerk 't lang vóór Luther geprobeerd. Hun woord had wel gehoor, maar nieuwe wegen konden ze nauwelijks banen, veelal waren de baanbrekers van 't nieuwe zelfs aan de marteldood niet ontkomen. Zuiveraars als Johannes Hus en de Dominikaner monnik Girolamo Savonarola beklommen de brandstapel.
Nog hadden ze de laatste zucht niet uitgeblazen of 't oude leven hernam zijn taaie gang. Maar Luthers tegenstand slaagde op verrassende wijze. Zijn eerste grote aanval richtte hij op de aflaatzwendel, een der meest vermetele financiële transacties van de rooms-katholieke kerk. De aflaat was oorspronkelijk een kwijtschelding van tijdelijke straffen, edoch na de vergeving der zonden. De Kerk kon dit schenken uit haar geestelijke genadeschat.
In 't oude kerklijke strafrecht was hij vastgelegd, de Kerk kon en mocht dit doen. Sinds onheuglijke tijden evenwel was bij stukken en beetjes veler opvatting hieromtrent ontaard als zou de aflaat een kwijtschelding van zonden zijn, hij was voor geld te koop. Een zondaar die maar wel angst voelde, kocht dus een dure aflaat en voelde zijn geen berouw geweten al gauw bevrijd.
De bedragen die de kerk met de verkoop van aflaten inde, waren onwaarschijnlijk hoog, aartsbis dommen en bisdommen beschikten, dankzij deze inkomsten, over grote sommen. De Paus ondersteunde de handel, want een gedeelte van de som vloeide hem toe. De bouw van de St. Pieters- kerk, door Bramante, financierden Paus Julius de Tweede en Leo de Tiende met aflaatgelden. Luthers eerlijk en priesterlijk hart werd door de on-vroomheid die aan deze zwendel kleefde, pijnlijk getroffen, de biechtkinderen leden immers schade aan hun ziel, ze telden het sacrament van de biecht zelfs licht, want een aflaat kon iemand vrijspreken van zondige gedachten en onzondige daden.
31 October 1517, daags voor Allerheiligen, liet Dr Luther in de middag voor de hoofddeur van de slotkapel in Wittenberg vijfennegentig stellingen aanslaan, ze waren in 't Latijn gesteld en er was 't verzoek aan toegevoegd om over de inhoud van deze thesen met de professor te disputeren. Zijn studenten lazen ze instemmend en met de grootste opwinding. Ze waren de openbaarwording van de gistende gedachten. De boekdrukkunst sleepte de stellingen in 't volle daglicht, want de persen van Gutenberg drukten oplaag na oplaag.
Na de Wittenbergse weduwe en studenten ging 't ganse Duitse volk, zowel priesters als leken, ze lezen, overdenken en discussiëren. Van alle kanten stroomde instemming. De koele en anders zo gemodereerde Albrecht Dürer stuurde aan de hem onbekende professor in Wittenberg een npartij gravures en houtsneden als bijval. Op gans nieuwe wijze gaven de mensen zich rekenschap van de zin der begrippen boete en straf, rechtvaardigheid en geloof, zonde en genade 't Scheen alsof de Lutherse thesen een gesloten poort met de stormram hadden opengebeukt, een onvergelijkelijk groots landschap lag open, 't wachtte dat de vrije mens het zou bewandelen. Nieuwe gezichtspunten openden zich voor de disputerenden.
De felle tegenstand van de zijde der Kerk tegen de stellingen bevestigde en verhardde slechts Luthers protesterende geest, hij ging voort met weerleggen en uitleggen, vechtend te preken en zuiver te bidden. 't Geschil tussen Maarten Luther en zijn kerk groeide uit tot een controverse in al koop van aflaten in de, waren onwaarschijnlijk hoog, aartsbisdommen en bisdommen beschikten, dankzij deze inkomsten, over grote sommen. De Paus ondersteunde de handel, want een gedeelte van de som vloeide hem toe. De bouw van de St. Pieters kerk, door Bramante, financierden Paus Julius de Tweede en Leo de Tiende met aflaatgelden. Luthers eerlijk en priesterlijk hart werd door de onvroomheid die aan deze zwendel kleefde, pijnlijk getroffen, de biechtkinderen leden immers schade aan hun ziel, ze telden het sacrament van de biecht zelfs licht, want een aflaat kon iemand vrijspreken van zondige gedachten en zondige daden.
31 October 1517, daags voor Allerheiligen, liet Dr Luther in de middag voor de hoofddeur van de slotkapel in Wittenberg vijf en negentig stellingen aanslaan, ze waren in 't Latijn gesteld en er was 't verzoek aan toegevoegd om over de inhoud dezer thesen met de professor te disputeren. Zijn studenten lazen ze instemmend en met de grootste opwinding. Ze waren de openbaarwording van de gistende gedachten. De boekdrukkunst sleepte de stellingen in 't volle daglicht, want de persen van Gutenberg drukten oplaag na oplaag. Na de Wittenbergse studenten ging 't ganse Duitse volk, zowel priesters als leken, ze lezen, overdenken en discussiëren. Van alle kanten stroomde instemming. De koele en anders zo gemodereerde Albrecht Dürer stuurde aan de hem onbekende professor in Wittenberg een partij gravures en houtsneden als bijval.
't Geschil tussen Maarten Luther en zijn kerk groeide uit tot een controverse in al de landen waar de roomse kerk gebood. Toen de jonge Keizer Karel als opperste Heer van staat en kerk op zijn eerste Duitse Rijksdag Dr Luther in Worms ontbood, werd de reis van Maarten Luther een ware triomftocht. Hij reisde er heen in een huifkar door drie paarden getrokken; de stad Wittenberg, die achter haar professor stond, verschafte zijn grote burger het reisgeld, de stad Leipzig bood de beroemde Dokter erewijn aan, in Weimar stroomde het volk letterlijk te hoop om de eerlijkste aller christenen, zoals hij genoemd werd, met eigen ogen te zien, in Worms bliezen de torenwachters een fanfare toen de wagen de stadspoorten binnenreed.
In Worms hield Maarten Luther, gekleed in 't habijt van Augustijner monnik, staande tegenover 't illustere gezelschap van de Keizer, de scharlaken bemantelde kardinalen, de keurvorsten, hertogen en magistraten in vol ornaat, zijn verdediging in uitnemend Latijn en daarna in voortreffelijk Duits. Hij sprak er met grandioze zekerheid zijn onsterfelijke woorden, dat 't niet geraden is iets tegen 't geweten te doen, wanneer 't gebonden is door de Heilige Schrift.
Veroordeling, pauselijke Banbul, niets kon de Wittenberger temmen, hij richtte zich onverdroten verder tot zijn landgenoten in alle vorstendommen, 'Meine Deutschen', zoals hij ze noemde. Als ondergedokene ondernam Luther 't grote werk van de Bijbelvertaling. Met meer dan gewone kracht bracht hij 't in heel korte tijd tot een goed einde, gedreven door één brandende stuw, 't ging niet om zijn leer, maar om Gods Heilig Woord.
Diens Openbaring leefde in de Heilige Schrift. Binnen enkele maanden was de vertaling van 't Nieuwe Testament tot een goed einde gebracht. Zijn werkkracht was niet te breken, hij wist dat 't ging om 't boventijdelijkheid, om 't onvergankelijke. Al vertalende tastte hij steeds dieper in de Bijbelse begrippen en in de betekenis van tekst en woorden, zijn hart op. Toen 't werk gereed kwam, voelde hij zich niet meer de zo o g 't woordteken dezelfde mens, hij was een wedergeborene en een herschapene. De taal zijner overzetting bezat een nieuwe, ongehoorde zeggingskracht, ze was de Saksische kanselarijtaal, maar bovendien vloeiend, rijk, soepel en bovenal springlevend. Boer en edelman, poorter en humanist vonden hun taal, de uitdrukking van hun smachtend hart, in Luthers woorden.
De gelovigen gingen, zoals kortgeleden de stellingen, de bijbel van Luther met ongewone gretigheid lezen. Diens duits groeide tot de levende taal van heel een volk, in deze bijbeltaal ging 't van toen af aan denken en praten, schrijven en dichten, neuriën en zingen. Het was een machtige vereenzelviging van Maarten Luther en heel een volk. Dr Luther zei hun, dat 't Boek der boeken gelezen moest worden als ware 't gisteren geschreven, de christenmens moest het lezen en steeds opnieuw lezen om bijbels te leren denken en bijbels te voelen. In zijn dichterlijke taal schreef hij, dat wat voor het dier de weide, voor de vogel 't nest, voor de vis 't water, de Bijbel voor de mens is. Maar de nieuwe gelovigen behoefden ternauwernood een aansporing, waren ze aan 't laatste hoofdstuk, dan sloegen ze weer de eerste bladzijde van Genesis op.
Ze vlamden van leesijver. Beschaafde lieden beroemden zich er op vele malen de ganse Bijbel gelezen te hebben. 't Woord en 't Woord alleen werd de kracht van 't geestelijk leven, de gelovigen behoefden de teksten niet meer te zien door 't brandglas van een systeem, door de uitleg van een dogmatiek, noch binnen 't verband ener kerkelijke traditie. 't Antwoord zochten ze in 't diepst eigen hart. De Bijbel werd hun zaak. Luther schreef strijdschriften en commentaren op verschillende Bijbelboeken, ze waren niet in de eerste plaats voor theologen bestemd, maar voor zijn Duitsers.
De vulgarisatie van de Bijbel nam dermate, toe, dat menige verfijnde geest als Michel de Montaigne, een jaargenoot van Oranje, er over klaagde dat nu iedereen een mening over de Bijbel er op na ging houden. Niet meer de geestelijkheid, maar elke gelovige theologiseerde en iedereen ging meepraten. Een humanist van hoge verfijning vond een popularisatie altijd bedenkelijk.
De curie zag in Dr Luther een rumoerende nieuwlichter die verwarring onder de gelovigen stichtte, die wet en tucht wel eens ondersteboven kon keren. De tweedracht onder zijn volgelingen, die zich Hervormden noemden, was er 't onbetwistbare bewijs van, de ene sekte bestookte en minachtte de andere sekte, oproerigheden namen de overhand. Wat is evangelische vrijheid?
In de grond weinig anders dan verlies van tucht en dus een blijvende grond van onenigheid en splitsing. 't Gemene volk ging meedoen aan de disputen in plaats van onder leertucht te geloven. Met scherpte maande en waarschuwde de Moederkerk dat op deze wijze niet alleen de grondslag godsdienst werd ondergraven, maar dat noodzakelijkerwijze door diezelfde ontbindende geest de staat op de lange duur kans liep uiteen te vallen. De lutherij ondergroef een gezaghebbende autoriteit.
Van alle activiteit die Luther in woord en geschrift ontvouwde, verflauwde niet, hij was eruptief gelijk een werkende vulkaan, meesterlijk bliksemend kon hij schelden en schimpen. Hij gebruikte graag superlatieven, die hij dan tot een paradox opvoerde. Niet alleen misbruiken tastte hij aan, maar tijdens de verdediging ontdekte hij nieuwe waarheden, een nieuw systeem, ongekende inzichten veroverde hij, ze vormden de grondslag voor een leerstellige lutherse theologie.
Hij oefende kritiek op de paustrouwe gelovigen, op 't pausschap, de mis, 't celibaat, hij ontvouwde nieuwe waarheden over Gods genade en Gods liefde. In een sublieme rijkdom van taal ontmaskerde en ontpopte hij wat voos en loos was. Sommige volgelingen waren 't maar ten dele met hem eens, hun inzicht stelden ze tegenover 't zijne, dedisputen begonnen en met deze 't dispuut, dat een dramatisch karakter zou aannemen, de grote strijd om de uitleg van 't Avondmaal, 't diepste en meest omvattende sacrament van alle kerken der aarde. Een strijd was begonnen die niet meer zou eindigen.
Toen de Boerenoorlog uitbrak, in het midden der twintiger jaren, 'n merkwaardige oorlog zonder aanvoerder, van onderdrukten tegen onderdrukkers, een wild verzet van laag tegen hoog, van geknechten tegen bevoorrechten, koos Luther partij voor de verdrukten en betichtte de heren, maar toen 't vernietigen, brandstichten en plunderen zich van gewest tot gewest ongebreideld uitbreidde en hoge kerkelijke autoriteiten hem aanwreven, dat hij de opstandigheid der boeren geprovoceerd of op z'n minst geïnspireerd had, toen de boeren maand na maand wilder huishielden en blindelings meenden dat niet alleen een kerk, maar ook een rijk gezuiverd kon worden, veroordeelde de nu ontzette Luther de boeren. Hij noemde ze dolle honden en liep over naar de zijde der hoge heren.
Zijn populariteit kreeg door dit verschuiven een gevoelige knak, vele lieden, die zijn zuiveringswerk in de kerk en de opbouw van zijn leer buiten de kerk zelfs prezen, durfden nu niet meer verder met hem in zee te gaan. Maar weinigen van zijn volgelingen begrepen, dat Luther geen partijman in politieke of maatschappelijke zin wilde zijn. 't Genadeloos optreden bij laag en hoog veroordeelde hij gelijkelijk.
Van toen af aan wendde Luther zich van 't politieke leven en zijn conflicten af, hij voelde dat zijn boodschap niet in de eerste plaats de aardse gemeenschap der mensen gold, hij richtte zich alleen tot het hart. Hij wilde alleen nog geestelijk brood uitdelen dat 't gemoed opbouwt. Alle ziel zij den machten over haar gesteld onderworpen, zoals Paulus het de Romeinen reeds geleerd heeft. Op deze woorden bouwde Luther zijn kerk, hij stelde haar onder de landsvorsten, onder nationale staatsvoogdij. Van nu af ging hij goddelijke en wereldse dingen streng scheiden.
De lutherij was inmiddels geboren. Er was niet alleen een Luther en diens verweer, er ontstond ook een lutherse mens en in hem leefde de hervormde gedachte. In steeds meer schakeringen en tinten gistte en werkte ze. Het groeiproces der Renaissance ging verder. De mens groeide tot individu en de mens aanvaardde de eenzaamheid die er 't onmisbaar deel van is. Hij was niet meer alléén deel van de menigte.
Hij wilde vrij lezen, vrij zoeken en oordelen al bleef hij zijn kerk nog trouw, hij was niet meer gedwee noch alleen maar ondergeschikt. Religieuze waarheden kregen nieuw leven. De gelovige lutherse mens voelde zich voor de Almachtige staan, eenzaam en alleen. Hij ging allengs nieuwe gevoelens in zijn ziel ontdekken, de eenzaamheid van de dood, de eenzaamheid van het leven, de verantwoordelijkheid voor beide. En een zucht naar onafhankelijkheid.
Groep 8 van de Hugo de Groot school in Kampenhout heeft een bijzondere ontdekking gedaan bij een schooluitje en bezoek aan Slot Loevestein. Juffrouw Hannah Eli van groep 5 had een puzzeltocht georganiseerd in samenwerking met het museum van Loevestein. Ten tijde van de speurtocht naar de knuffelbeer van Charlotte, hebben de onoplettende kinderen in de zandbak van de speeltuin, een verrassende ontdekking gedaan, vertelt curator Hans Smiths museum van Slot Loevestein.
In het zand verscholen lag een oude plank, waarschijnlijk van een oude boekenkast die vermoedelijk heeft, toebehoort ten tijde van Hugo de Groots verblijf op het Kasteel. Op de half vergaande plank zijn ingekerfde inscripties aangetroffen, die er na onderzoek op wezen dat er ergens in de kelder van Slot Loevestein, een aanwijzing was te vinden, die naar een wel heel bijzonder boek hebben geleid.
De verdere details ontbreken nog. Verder is al wel duidelijk, volgens onze verslagever ter plaatse Gerry Fruithof dat het om een verborgen parel gaat, binnen de Nederlandse Litaratuur. Het betreft hier een eerste uitgave van het boek Willem de Zwijger. Met aantekeningen en inscripties die nog nader moeten worden onderzocht in verder forensich onderzoek. Aldus een opgetogen Hans Smiths van museum Slot Loevestein.
Comments
Post a Comment