Honoré-de-Balzac-Gedenktafel
Diese Buchzusammenfassung ist wichtig im Niederländischen und belgischen Akte im Zusammenhang mit der Auflösung des Niederländischen und belgischen Landesparlaments und damit auch die beider Königsfamilien.
Aufgrund festgestellter Verstöße gegen verfassungsmäßige Befugnisse, die weit über jede Verfassung hinausgehen, und gegeben wurden, da Oben. Eines Götterlassens, Einsamkeit und von der Scham her, auf die im Körper kalt gestellt ist gewesen.
DRS. R.E. VAN DITZHUYZEN 11 release 14 : 01
Charles Ignace Philippe graaf de Thiennes
de Lombise Lid Eerste Kamer 1815-1830 Eerste Voorzitter Eerste Kamer
... 59
De Eerste Kamer die op initiatief van Zuid-nederlanders tot stand kwam, kreeg als eerste Voorzitter ook een Zuid-nederlander en wel de Henegouwer Charles Ignace Philippe graaf de Thiennes de Lombise. Ofschoon hij in de beginjaren van ons Koninkrijk een gewichtige rol speelde en door zijn tijdgenoten zonder uitzondering als uitermate kundig en invloedrijk wordt beschreven, is hij hier te lande geheel in de vergetelheid geraakt, een lot dat hij overigens met vrijwel alle Zuidnederlandse politici uit de periode 1815-1830 deelt.
Een hechte vertrouwensrelatie bond de verzoeningsgezinde
De Thiennes met koning Willem I, die zijn oordeel van veel belang achtte. Het zal ook om deze reden geweest zijn, dat de vorst juist hem als Voorzitter van de Eerste Kamer benoemde. Het belang van deze functie was echter, zeker in de beginjaren, tamelijk gering en de leden hechten over het algemeen relatief weinig waarde aan hun parlementaire activiteiten.
Waarschijnlijk beschouwden de heren (want dames telden niet mee) hun lidmaatschap van de deftige Eerste Kamer, die altijd achter gesloten deuren vergaderde en slechts oppervlakkige en weinig zeggende notulen produceerde, veeleer als een erebaan, te vergelijken met de functie van kamerheer.
Deze (voorzichtige) conclusie is men geneigd te trekken na bestudering van enige familiearchieven en privé-briefwisselingen van Eerste Kamerleden uit de periode 1815-1848. Sommige van deze archieven zijn zeer uitgebreid, omdat de eigenaar kennelijk zoveel mogelijk bewaarde; desalniettemin bevatten zij weinig tot geen documenten die de Eerste Kamer betreffen. De meeste leden bewaarden wel hun offi ciële benoemingen of andere formele stukken, maar repten voor het overige niet of nauwelijks over hun functie als kamerlid.¹
Het archief van de familie De Thiennes² bevat een schat van gegevens over zaken die Charles tijdens zijn leven bezighielden, van zijn schoolschriften van het jezuïeten gymnasium te Bergen in Wallonië en zijn plan een kanaal te graven van Bergen naar Aat, tot gedetailleerde pachtcontracten en gegevens over het exploiteren van een bierhuis in Lombise. De stukken aangaande de Eerste Kamer maken evenwel slechts een klein onderdeel uit en dan nog zijn het veelal gedrukte
... 60
stukken zoals een officiële benoeming, een lijst van kamerleden, nadreslijsten van ministers en gezanten enzovoort.
Wie was de graaf De Thiennes de Lombise? 'Un homme très respectable, 'entièrement pur de principes', 'aussi sage par caractère que prévoyant d'esprit', zo werd Charles de Thiennes in de beginjaren van het Koninkrijk gekarakteriseerd. Het bijzondere van de Henegouwer De Thiennes is echter dat hij niet alleen in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden, maar ook daarvóór onder drie andere, verschillende regimes gewichtige staatkundige functies bekleedde; in de periode van de Oostenrijkers, van de (tijdelijk bestaande) Belgische Republiek en van de Franse overheersing.
Charles werd geboren op 27 april 1758 op het familiekasteel in het gehucht Lombise in Henegouwen als oudste zoon van Pierre François (1715-1784), lid van de ridderschap van Henegouwen en als zodanig ook lid van provinciale staten, en Marie Josèphe Gaethovius (geboren in 1731). Van 1770 tot 1773 bezocht hij in het nabijgelegen Bergen het gymnasium van de jezuïeten. Hij vervolgde zijn studies aan de universiteit van Leuven, alwaar hij op 5 juli 1778 de graad van baccalaureus in de rechten behaalde, drie jaar later gevolgd door het licentiaat in de rechten.⁴
Charles wilde nu graag in de ridderschap van Henegouwen, maar de voorwaarden tot toetreding waren streng. Men moest een heerlijkheid bezitten met een opbrengst van ten minste drieduizend pond per jaar en minimaal 25 jaar oud zijn. In 1780 droeg Pierre François de Thiennes de heerlijkheid Lombise over aan zijn zoon Charles, zodat aan de eerste voorwaarde voldaan was. Na veel geharrewar liet de ridderschap Charles per 1 december 1780 toch toe, ofschoon hij de vereiste leeftijd niet had bereikt. Als zodanig maakte Charles nu ook deel uit van de staten van Henegouwen.
Een jaar later trad hij te Bergen in het huwelijk met Thérèse Marie Ferdinande Isabelle gravin de Hinnisdael (1758-1829). Zijn ouders hadden in deze plaats voor 17.500 Brabantse zilvergulden (florins de Brabant argent) een stadshuis voor het jonge paar gekocht, dat zij ook geheel voor hun rekening meubileerden 'd'une manière sortable à son état', Voorts verschaften zij hem vanaf de dag van zijn huwelijk een jaargeld van zeshonderd gulden en zorgden zij voor het nodige 'brood en bier voor het huishouden alsmede voor voer als stro en haver voor hun paarden'. De bruid bracht 116.000 Brabantse frank (Luikse koers) als bruidsschat in.⁵
Overigens was de familie De Thiennes niet bijzonder rijk. Zij leefde van de opbrengst van de landerijen van Lombise en van enige andere bezittingen. Men kon de stand goed ophouden, maar niet meer dan dat. Dat Charles de Thiennes zelf later evenmin echt bemiddeld was,
... 61
blijkt ook uit een schenking die hij in 1827 deed. Bij het huwelijk van zijn kleindochter⁶ zegde hij haar een jaargeld ten bedrage van vijftienhonderd gulden toe, dat hij bekostigde uit zijn vergoeding als Voorzitter van de Eerste Kamer. 'Indien de Koning mij echter minder geeft en mijn inkomsten dus verminderen', zo liet Charles vastleggen, 'dan zal dit jaargeld ook minder worden. Evenzo wordt het meer, indien de Koning mij meer geeft'.⁷
Deze schenking was niet uitzonderlijk: zijn hele leven stond Charles bekend als zeer vrijgevig en hulpvaardig voor ieder die zijn steun zocht. Waar hij ook vertoefde, iedereen wist hem te vinden. Talloos zijn de smeekschriften en bedelbrieven (alle keurig bewaard) die hem in de loop der jaren bereikte. Aanvankelijk, tussen 1780 en 1790, waren het vooral verzoeken om geld, waaraan hij veelal gehoor gaf. Onder meer bekostigde hij de opvoeding van een weeskind uit Lombise.
In de Franse tijd werd hem herhaaldelijk door bezorgde moeders gevraagd te bewerkstelligen dat hun zonen niet in het leger van Napoleon hoefden. En tijdens de periode dat De Thiennes Voorzitter van de Eerste Kamer was, bereikten hem talloze rekesten van werklozen die via hem een baan hoopten te krijgen. 'Ik wacht bevend bij de poort van het kasteel op de beslissingen die mijn lot bepalen', schreef de een. 'Ik heb al drie dagen absoluut niets gegeten', (oppressed by the lunatics), schreef een ander.
Toen in 1817 een felle brand enige huizen in Bergen in de as legde, vroeg de burgemeester aan De Thiennes geld voor het herstel hiervan, omdat ik weet hoe medelijdend en gevoelig U voor ongelukkig bent.'⁸
Ruim tien jaar later, in 1828, moest De Thiennes opdraaien voor de financiële verplichtingen van zijn broer Pierre Ernest die kort tevoren was overleden. De vrijgezel Pierre Ernest had een dochter bij een dienstmaagd, en deze verzocht Charles het jaargeld van de overledene aan haar te continueren.
De principiële De Thiennes ging overigens meestal niet in op de verzoeken van mensen die zijn voorspraak verzochten bij het krijgen van een baan bij de overheid. Zo schreef hij aan één hunner vanuit 's-Gravenhage (21 oktober 1817): 'Ik kan slechts zelden mensen bij de ministers persoonlijk aanbevelen —en als ik het doe, dan is dat alleen wanneer ik ervan overtuigd ben dat de betrokkene dat de betrokkene het verdient.'⁹
Het dagelijks leven op kasteel Lombise week niet wezenlijk af van dat op de landgoederen van gelijksoortige landheren in de provincie. De Thiennes had natuurlijk de beschikking over enige domestieken, zoals een kamerbediende, tafel-knecht, linnenjuffrouw, keukenmeid en kamermeisje; daarnaast had hij voor het boerenwerk varkenshoeders (die ook boodschappen deden), paarde-knechten en koeien-meisjes in dienst. Met enige landbouwers uit Lombise sloot de graaf negenjarige pacht-
... 62
contracten, waarin onder meer bepaald werd wat en hoeveel zij moesten leveren. Een der boeren diende jaarlijks alle granen te leveren die De Thiennes voor zijn huishouden benodigde, zoals tarwe, rogge en haver.¹⁰
De eerste huwelijksjaren verliepen tamelijk vreedzaam, op een vervelende familiekwestie na. De vrijgezel François Bernard graaf de Hinnisdael en de Kraainem (1759-1825), enige broer van Charles' echtgenote Thérèse, had zijn geestelijke vermogens verloren en diende daarom onder curatele te worden gesteld. In 1787 werden Charles en een zwager¹¹ tot voogden benoemd.
Maar het ging al direct mis, want volgens Charles misbruikte de andere voogd zijn positie door de geesteszieke, doch vermogende graaf uit te buiten.
In mei 1788 kwam het tot een hooglopende ruzie, nadat de zwager allerlei slechte praatjes over Charles had rondgestrooid. Het statenlid De Thiennes bevond zich toen voor enige politieke werkzaamheden te Luik. 'Ik ben doodmoe, werk ononderbroken vanaf 5 uur 's morgens, terwijl ik ook nog lijd onder een zwakke gezondheid', schreef Charles klagend aan Thérèse. Het werd hem allemaal wat veel.
Dat is ook wel begrijpelijk, want juist in deze jaren, 1787 en 1788, vonden overal in de Oostenrijkse Nederlanden rellen en opstanden tegen het keizerlijk gezag plaats, waarbij met name de staten van Brabant en Henegouwen de strijd aan-voerden. De Habsburgse keizer, Jozef II, werd er door hen van beschuldigd de 'grondwetten' van de provincies te schenden. Welke positie De Thiennes innam, valt niet op te maken uit de door hem bewaarde stukken - gezien evenwel het pleidooi, dat hij in 1814 hield voor de eerbiediging van de oude wetten, gebruiken en gewoonten van zijn land, is het niet onaannemelijk dat hij in deze jaren hetzelfde standpunt verdedigde.
In ieder geval liet de graaf zich volgens zijn eigen woorden niet van zijn stuk brengen. In deze zelfde brief omschreef hij namelijk in het kort de naar zijn mening beste levenshouding: 'Il faut se mettre au-dessus des évènements de la vie. Indien wij ons niet gelaten kunnen opstellen, zijn wij tot niets in staat. Ik kan alles verdragen met een serene gelaatsuitdrukking.'¹²
Deze berustende houding zou hij in de volgende decennia dringend nodig hebben, want vanaf 1789, het jaar van de Brabantse Omwenteling, tot 1814-1815, de vereniging van de Zuidelijke met de Noordelijke Nederlanden, bleef het in zijn geboorteland onrustig. Op 21 december 1789 verklaarden de staten van Henegouwen (waaronder het lid De Thiennes) zich onafhankelijk. Er werden commissarissen benoemd om het bestuur over te nemen en De Thiennes kreeg deze functie namens de adel.
Enige weken later werd de Confederatie der Verenigde Belgische Staten
... 63
opgericht. Iedere provincie werd vervolgens betrokken bij de vorming van een soeverein Congres dat met de uitvoerende macht werd bekleed. De Thiennes werd lid van dit Congres, dat hem vervolgens aanstelde als vertegenwoordiger van de nieuwe, maar zwakke Belgische Republiek te Parijs. Vanaf februari 1790 vervulde de graaf deze functie.¹³ Zijn pogingen de Fransen te betrekken in het verzet tegen de naderende terugkeer der Oostenrijkers waren tevergeefs.
Toen in december 1790 de keizerlijke troepen de gehele Zuidelijke Nederlanden weer in handen hadden, verliet De Thiennes weliswaar zijn Parijse post, maar hij durfde nog niet naar huis terug te keren. Vanuit Rijssel schreef hij zijn goede vriend Charles graaf de Merode Westerloo, die met hem lid was geweest van het Congres, of hij in aanmerking kwam voor de door de Oostenrijkers verleende amnestie. Nadat De Merode hem had verzekerd dat hij geen gevaar liep, keerde De Thiennes terug.¹⁴
Hierop volgde een aantal uitermate woelige jaren, tijdens welke het land afwisselend zelfstandig was dan wel in Franse of Oostenrijkse handen: de Eerste Oostenrijkse Restauratie duurde tot november 1792. In maart 1793 werden de Zuidelijke Nederlanden ingelijfd bij Frankrijk; het vroegere graafschap Henegouwen, waar De Thiennes woonde, werd onder de naam Jemappes het 86ste Franse departement. Kort daarna echter werden de Fransen verdreven en de Oostenrijkers keerden weer terug. Waarschijnlijk onderwierp ook De Thiennes zich aan het gerestaureerde Habsburgse regime, want het waren vooral de adel en clerus geweest, die het tijdens de Franse bezetting te verduren hadden gekregen.
Toch had De Thiennes kennelijk weinig vertrouwen in de stabiliteit van de politieke situatie, want al op 22 mei 1794 besloot hij met vrouw en enig kind de zes jarige, Adolf Magdana
als ook met enige domestieken uit te wijken, Een maand later verjoegen de Fransen de Oostenrijkers wederom en nu definitief. Deze overwinning veroorzaakte een emigratie stroom van edelen, leden van de clerus en ambtenaren, die beducht waren voor een uitbreiding van de Terreur naar hun land.¹⁵
De Bernd de Thiennes was inmiddels over de grens. In augustus en september van dat jaar huurde hij voor tien gulden per week woonruimte in het centrum van Arnhem
Gedurende de zes weken dat hij hier bleef, gaf hij volgens zijn netjes bijgehouden kasboek in totaal 230 gulden uit. Hiervandaan trok het gezelschap verder, eerst naar Münster, vervolgens naar Altona bij Hamburg In deze plaats lieten zij enige goederen en familiepapieren van waarde achter.
Al eerder had De Thiennes enige waardevolle meubelen via Antwerpen naar Amsterdam verzonden, waar zij, naar hij hoopte, veilig waren. Weldra bleek hoe verstandig De Thiennes had gehandeld, want kort na hun overwinning gingen de Fransen over tot huiszoekingen en inbeslagname van de bezittingen van de vele emigranten. Alle goederen van
... 64
De Thiennes op kasteel Lombise en in zijn huis in Bergen werden geïnventariseerd en gewaardeerd. Onder meer enige kisten met in totaal 180 boeken werden door de Fransen meegenomen. Pas enige jaren later zou de heer van Lombise zijn bezittingen terugkrijgen.¹⁶
(feit en verbeelding) Diverse paspoorten die De Thiennes nodig had voor zijn omzwervingen zijn bewaard gebleven. Eén hiervan, overigens van enige jaren later, geeft een beschrijving van Charles en zijn echtgenote: - Monsieur Dethiennes: 1,76 m. lang; blond haar; blauwe ogen; breed voorhoofd; lange neus; gemiddelde mond; spitse kin; ovaal en gegroefd gezicht.
— Madame Dethiennes: 1,49 m. lang; kastanjebruin haar; helder bruine ogen; breed voorhoofd; grote neus; kleine, kersenrode mond; ronde en pokdalige kin; rond en blozend gezicht.¹⁷
Toen het in de loop van 1795 duidelijk werd, dat de Terreur in eigen land niet heerste zoals in Frankrijk, besloot de familie De Thiennes uit ballingschap terug te keren. In juli 1795 vertrokken Charles, Thérèse, Adolphe en de domestieken uit Altona, medio augustus waren zij thuis. (feit en verbeelding) Op 1 oktober van dit zelfde jaar werden de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik bij Frankrijk ingelijfd. Gedurende bijna twintig jaar, tot 1814, ging de burger Dethiennes als Fransman door het leven. Aanvankelijk hield hij zich op de achtergrond. Hij bekleedde geen openbare functie, doch beperkte zich tot het beheer van zijn goederen.
Uiteindelijk echter schonk het landleven De Thiennes kennelijk te weinig voldoening, want in 1800 aanvaardde hij het burgemeesterschap van Lombise, zijn geboortedorp. De bevolking, 463 inwoners in 1801, leefde hoofdzakelijk van de landbouw. Later, in 1809, werd hij door Napoleon voorts benoemd tot lid van de departementale raad van Jemappes en tot raadsheer aan het keizerlijk hof te Brussel (1811). Maar reeds enige maanden na deze laatste benoeming liet De Thiennes aan de keizer weten dat hij hier van afzag. Zijn 'wankele gezondheid', diende hiervoor als excuus: 'Ik kan deze functie onmogelijk vervullen, want ik lijd sedert drie jaren aan heftige borstkrampen en bloedspuwingen.
Daar mijn zenuwstelsel uitermate gevoelig is, ben ik gedwongen tot een sobere leefwijze, zonder enige serieuze en vaste bezigheid. Ik kan derhalve mijn loopbaan niet hervatten.' Als bewijs voegde De Thiennes enige gezondheidsattesten van artsen toe. 'Bovendien , zo vervolgde hij, heb ik in de afgelopen jaren veel geld verloren. Daarom heb ik thans een boerenbedrijf opgezet, dat nog niet erg prospereert, doch juist voldoende is voor de dekking van onze behoeften. Dit bedrijf kan ik thans onmogelijk in de steek laten. Evenmin kan ik mij een woning te Brussel veroorloven'.¹⁸ Het lijken vooral gelegenheidsargumenten, die de graaf hier aanvoerde, maar vermoedelijk onder invloed van te veel wijn is het niet meer te veriveren. Kennissen van Huis en Nooit van Duin, De Thiennes bezaten grote wijnboederijen in het zuiden van het land. En zopen zich met regelmaat van de klok, een flink stuk in de kraag. Vaak kwam er ook vaak een Visboer langs, om de haringen te paaien.
...65 (19 - 01 -65)
kennelijk voelde hij niet voor een carrière onder Napoleon. Ook de keizer vermoedde zijn tegenzin blijkbaar, want hij verleende weliswaar het gevraagde ontslag, doch liet De Thiennes tegelijkertijd verkozen tot voorzitter van de departementale raad van Jemappes. In weerwil van dit gebrek aan geestdrift voor zijn werk blijkt uit de diverse door De Thiennes bewaarde dossiers dat hij vlijtig en creatief was. Hij zat vol met plannen, onder meer om de onderlinge bereikbaarheid en het wegenstelsel binnen het departement te verbeteren, en inzake de kolenmijnen rond Charleroi waarover hij diverse rapporten liet opstellen.
In 1814 werd de politieke situatie nijpender, met name voor het strategisch gelegen departement Jemappes, dat de afgelopen jaren geweldig te lijden had gehad van de verwoestende oorlogshandelingen. Op 24 april 1814 eisten de autoriteiten van De Thiennes niet alleen inkwartiering van soldaten bij de dorpelingen van Lombise (de graaf behield zijn burgemeesterschap naast het voorzitterschap van de departementale raad), ook bevalen zij voor de komende militaire operaties te zorgen voor twaalf paarden, een flinke voorraad hooi en drie karren. De Thiennes protesteerde heftig: 'Het gehele dorp telt niet meer dan veertig paarden, inclusief fokmerries, die dagelijks voor het boerenwerk nodig zijn. Desondanks heeft Lombise al enige malen paarden geleverd; vier paarden zijn zopas volkomen uitgeput teruggekeerd van een zware expeditie naar de Noordelijke Nederlanden." Hij achtte het derhalve onmogelijk nog meer te leveren.¹⁹
In dit zelfde jaar 1814 speelde zich bij De Thiennes een waar familiedrama af. Binnen negentien dagen verloor hij zijn enige kind en erfgenaam, de 27-jarige 'Dodolphe' (eigenlijk Adolphe), en drie van zijn vier kleinkinderen. Deze zoon was op zijn achttiende getrouwd met de gefortuneerde dochter van de bovengenoemde graaf De Merode Westerloo, Françoise, 'Cisca' genaamd. Geheel onverwachts overleed Dodolphe in januari 1814 aan een zeer besmettelijke vorm van difterie, waarbij het gehemelte geheel wordt weggevreten.
De artsen kenden deze ziekte toen nog niet en zagen het aan voor (en behandelden het als) een keelontsteking. Onbewust van het infectiegevaar had men Dodolphe's vier kinderen herhaaldelijk aan zijn ziekbed toegelaten. Drie hunner, twee jongens en een meisje, stierven vervolgens eveneens. Het oudste kind, de zevenjarige Marie Ghislaine Thérèse, bleef in leven. Enige maanden later bracht Françoise postuum nog een dochter ter wereld. De inmiddels 57 jaar oude graaf bleef na deze tragedie achter als laatste mannelijke afstammeling van zijn familie De Thiennes de Lombise.²⁰
In deze voor hen beiden zo droevige periode hadden de graven De Thiennes en De Merode niet alleen om privéredenen maar ook om
... 66
politieke motieven regelmatig contact met elkaar, en wel over de toekomst van hun land.,br>De situatie voor de Fransen was namelijk inmiddels zo verslechterd, dat het voor eenieder duidelijk was, dat hun vertrek niet lang meer zou duren. Sinds februari 1814 was Brussel in handen van de geallieerden, die een voorlopige regeringsraad instelden.
De vraag was nu wat er met de Zuidelijke Nederlanden moest gebeuren. Vanuit de Zuid-nederlanders zelf kwam hier geen duidelijk antwoord op, Er waren er die bij Frankrijk wilden blijven; er waren aanhangers van Oostenrijk. Er was vrijwel geen streven naar onafhankelijkheid en er waren slechts weinigen die aansluiting bij de Noordelijke Nederlanden wensten. Bij ontstentenis van een duidelijke visie werd het lot van de Zuid-nederlanders in handen gelegd van de geallieerden.
Het was graaf De Merode die namens de Zuidnederlandse adel het initiatief nam een memorandum over de toekomst van het zuidelijk Nederland aan de vier vorsten van de geallieerde mogendheden aan te bieden. Charles de Thiennes, die zijn functie als voorzitter van de departementale raad direct na het definitieve vertrek der Fransen had neergelegd, was nauw bij dit initiatief betrokken en van zijn hand stammen enige conceptteksten. Voortdurend legde Charles hier de nadruk op het belang van de oude rechten en vrijheden.
Stabiliteit van een land hing volgens De Thiennes af van drie elementen: 'force militaire, force pécuniaire et force morale.' Hij wees erop dat de Belgen de Fransen vooral verafschuwden vanwege de verfransing, de nieuwe a-historische indeling in departementen en de tirannieke regering. Thans, aldus De Thiennes, heerste algemene onrust in het land naar aanleiding van de geruchten dat Willem van Oranje-Nassau er soeverein zou worden.
Versmelting van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden leek hem een slecht idee vanwege de grote tegenstellingen, waaronder het verschil in godsdienst. Hij bepleitte daarom een personele unie: 'Pourquoi pas les unir simplement sous l'autorité du même souverain de sorte qu'ils restent distincts? La Belgique conservera ainsi la gloire nationale, son nom.²¹
Het liep echter anders: door de vier grote mogendheden werd op 21 juni 1814 besloten tot een innige en volkomen vereniging van Noord en Zuid. Kort hierna werd de als degelijk en betrouwbaar bekend staande De Thiennes verzocht om deel uit te maken van de voorlopige regering over de Zuid-nederlandse provincies; op 14 augustus werden hiertoe vier commissarissen-generaal (ministers) benoemd die tot september 1815 in functie bleven. De Thiennes werd belast met het commissariaat-generaal van Justitie en Politie Nu België één geheel vormde met Nederland, moest het ook op dezelfde manier bestuurd worden. Het gemakkelijkst zou zijn de
... 67
Noord nederlandse grondwet ook in het Zuiden
te laten afkondigen, maar daarvoor voelden de Zuidnederlandse notabelen bepaald wernig. De verschillen in volksaard, godsdienst en verleden tussen beide landen waren daarvoor te groot. Er zat dus niets anders op dan de Noord nederlandse grondwet te herzien en acceptabel te maken voor beide delen van het Koninkrijk. Willem I stelde daartoe op 22 april 1815 een nieuwe grondwetscommissie samen met elf noordelijken en elf zuidelijken; de helft katholiek, de helft protestant. Voorzitter werd G.K. van Hogendorp.²²
De Thiennes werd benoemd, maar ook zijn goede bekenden De Merode, de voormalige pensionaris van de Henegouwse staten Jean François Gendebien (1753-1838), die evenals De Thiennes en De Merode lid van het Belgisch Congres was geweest,²³ en Jean Joseph Raepsaet (1750-1832), met wie De Thiennes in 1790 tijdens de Brabantse Omwenteling had samengewerkt en daarna ook nauw verbonden was gebleven.De benoeming van de graaf van Lombise kwam niet als een verrassing.
De voorafgaande maanden had hij regelmatig gesprekken gevoerd met koning Willem 1, die hem meer en meer waardeerde en groot vertrouwen in zijn oordeel had. Dit was niet verwonderlijk. want De Thiennes had als lid van de voorlopige regering over het Zuiden een uitstekende reputatie verworven.²⁴
In het informatieve dagboek dat Raepsaet over de werkzaamheden van de grondwetscommissie bijhield, noemde hij De Thiennes 'een man met de meest zuivere bedoelingen, kundig; hij spreekt goed en schrijft krachtig; hij is zeer standvastig, is oprecht gehecht aan zijn vorst en zijn vaderland en geniet terecht het vertrouwen van de koning'.²⁵
Ook de secretaris van Staat A.R. Falck en de commissie voorzitter Van Hogendorp oordeelden in diverse rapporten gunstig over de Henegouwer De Thiennes. Tijdens de vergaderingen der commissie bleek weldra de voorkeur van de meerderheid voor de instelling van een eerste kamer, een kamer der Pairs'. Reeds op de eerste bijeenkomst van 3 mei kwam die onderwerp ter sprake. De Merode wierp het op, maar men ging nog niet nader op in. Op 9 mei had De Thiennes met enige zuidelijke medeleden een bespreking bij Van Hogendorp, die hierover aan koning Willem I rapporteerde: 'Zij schenen teffens zeer gesteld te zijn op een Hoogerhuis, en dit erfelijk'.²⁶
Over de verdeling van de Staten-Generaal in twee kamers werd in de weken hierna uitvoerig gedelibereerd, waarbij De Thiennes bij het volgen der besprekingen overigens belemmerd werd door het feit dat hij de Nederlandse taal
noch kon lezen noch kon spreken. Dat nam niet dat hij van mening was dat de Nederlandse taal binnen dertig jaar in het gehele Koninkrijk, óók in Wallonie, voertaal zou zijn.²⁷
... 68
Wat een eerste kamer betrof, De Thiennes toonde zich hiervan een voorstander, vooral gezien het belang dat hij hechtte aan
de rol die de adel van oudsher in de zuidelijke gewesten had gespeeld. Op 23 mei verklaarde hij: "De scene classe moet boven eene andere geene 'regten' hebben, dit is strijdig tegen de vrijheid; maar de vrijheid wordt bewaard, wanneer iedere classe zijne wenschen en verlangens kan uiten; (...) Ik stem dus voor twee kamers, gelijk in getal en magt; de eene bestaat uit edelen alleen; de andere uit gedeputeerden der steden, gemeenten, etc.; de eerste door den Koning benoembaar.
De Thiennes stelde voorts voor om de tot leden van de eerste kamer benoemden in de adelstand te verheffen: "Waarom niet ook de patrice familles, wellicht luister-rijker dan velen van onzen adel, dadelijk van adel maken, en in die [eerste] kamer zitting te doen nemen?²⁸
Diezelfde dag werd met overgrote meerderheid door de commissie besloten tot de instelling van een eerste kamer. Later kwam De Thiennes terug van het idee dat de eerste kamer uit "bloote edelen" zou moeten bestaan; het leek hem beter, dat 'de edelen in beide de kamers zaten, en dat in allen gevalle de leden der eerste kamer door de daad edelen zouden zijn.²⁹ Het probleem van de godsdienst werd door de commissie opgelost met de afkondiging van vrijheid van godsdienst. Het was De Thiennes die de tekst voor dit gevoelige deel der grondwet ontwierp.³⁰
Nu de 22 commissieleden hun ontwerp voor de herziene grondwet gereed hadden, diende dit goedgekeurd te worden. In het Noorden konden de Staten-Generaal oordelen. In het Zuiden was evenwel nog geen vertegenwoordigend lichaam en daarom werd voorgesteld 1.604 Zuid-nederlandse notabelen ter stemming op te roepen. De Thiennes keerde zich echter terstond fel tegen een dergelijke procedure. Hij betoogde dat de nieuwe grondwet berustte 'op de groote beginselen van onze oude constitutie, wij krijgen dus terug hetgeen wij hadden (...) De constitutie dus, welke de Koning ons geeft, is de ware constitutie van ons land; zij behoeft niet aan de goedkeuring der natie onderworpen te worden (...) wij hebben geen regt om te vorderen, dat de natie daarover delibereren; en ik houde het zelfs voor gevaarlijk, daar men dan intriges zal zien geboren worden, en welligt de geheele zaak op losse schroeven stelt.'
Van Hogendorp hield hem voor dat de goedkeuring van 1.604 notabelen 'eene meerdere vastheid en 'auctoriteit' aan het werk zoude geven.' De Thiennes liet zich niet overtuigen en werd hierin door De Merode gesteund. De vrees dat het ontwerp zou worden afgekeurd leek de voornaamste reden voor de pertinente houding van de beide zuidelijke heren te zijn: 'Quid si de notabelen het mogten verwerpen?', vroeg De Thiennes, en hij noemde de raadpleging 'inutile et dangereux'. Ofschoon Van Hogendorp de zienswijze van de graaf niet deelde, was hij onder de indruk van de manier waarop deze had gesproken
... 69
en hij berichtte hierover aan de koning. 'Zijn [namelijk De Thiennes'] betoog van den aard der Grondwet [heeft] eene algemeene toejuiching ondervonden", aldus de commissievoorzitter. Hij stelde de vorst voor om De Thiennes een toespraak te laten houden tot de presidenten der stem commissies te Brussel, omdat deze 'bij uitnemendheid geschikt zoude zijn om hun den geest der Grondwet te openba-ren; want hij spreekt met eene ware overtuiging'.³¹
Zo was het uitgerekend de tegenstrever De Thiennes die op 5 augustus 1815 de presidenten der notabelen toesprak.³²
Op 14 augustus zou gestemd worden. Het leek er deze dagen op dat hij gelijk kreeg met zijn pessimisme en hij zond de ene na de andere zorgelijke missive aan de koning. De graaf, die nog steeds commissaris-generaal van Justitie voor het Zuiden was, gaf overigens zelf mede aanleiding tot de groeiende onrust. Zo gaf hij de politie opdracht de bisschop van Namen te verhinderen de herderlijke brief voor te lezen, waarin opgeroepen werd goedkeuring aan de grondwet te onthouden, en liet hij een eigenzinnige priester die de politie provoceerde, in de gevangenis werpen. Dit door velen als hard en onverstandig beschouwde optreden van de graaf is mogelijk verklaarbaar door zijn gezagsgetrouwheid. Op de dag van de stemming schreef hij namelijk aan Willem I, dat de basis van de oppositie volgens hem niet was gelegen in de godsdienst en de priesterlijke lastercampagnes, doch in de 'fusie' der twee landen en de gelijke vertegenwoordiging, 'humiliation et injustice criante à notre égard.³³
Zoals bekend werd de grondwet door de meerderheid verworpen, doch door middel van een slimme optel- en aftreksom toch aanvaard (24 augustus). Op 16 september deed de koning een groot aantal benoemingen uitgaan. De Thiennes werd minister van Staat zonder portefeuille belast met de politie in het Zuiden; als zodanig resideerde hij te Brussel. Zijn jaarwedde als minister van Staat bedroeg f 15.000,--.³⁴ Tevens werd hij lid èn Voorzitter van de Eerste Kamer.³⁵
Aanvankelijk was het de bedoeling de gewezen prins-bisschop van Luik, François A.M.C. prins de Méan (wiens broer César graaf de Méan lid van de grondwetscommissie was geweest), tot Voorzitter der Eerste Kamer te benoemen. Zoals vele andere katholieken wilde deze echter geen eed op de grondwet afleggen vanwege de godsdienst-bepalingen, die volgens de machtige klerikale partij in het Zuiden anti-katholiek waren.
Ten slotte viel's konings keus op de verzoeningsgezinde en onafhankelijk denkende De Thiennes.36 Tegelijk werd de reeds eerder genoemde jongere broer van Charles, Pierre Ernest de Thiennes (1761-1828), benoemd tot lid van de Tweede Kamer. Deze charmante vrijgezel hield echter meer van het landelijk buitenleven op zijn landgoed Fontaines en speelde geen politieke rol van gewicht. Eigenlijk had Charles alleen maar problemen met zijn broer, die veel te lucht-
... 70
hartig omging met het bescheiden familiekapitaal en herhaaldelijk tot de orde geroepen moest worden, omdat hij de familie anders ruïneerde.³⁷
Met al zijn familieaangelegenheden, politieke activiteiten en het beheer van zijn bezittingen en landerijen had de graaf van Lombise het vanaf 1815 bijzonder druk. Zijn brieven aan zijn particulier secretaris waren dan ook vrijwel altijd 'très à la hate.' Als hoogste politiefunctionaris in het Zuiden had hij tot 1818 de handen vooral vol aan het beteugelen van de talloze fel anti-regeringsgezinde kranten. Om de oppositionele pers de wind uit de zeilen te nemen, stelde hij Willem I voor een onpartijdige krant op te richten, die de feiten neutraal zou weergeven. In een concept-notitie aan de koning merkte hij op 'frappé d'étonnement', te zijn over het feit dat alle kranten in het Zuiden tegen de regering waren: 'In een land met persvrijheid', aldus De Thiennes, 'is meestal evenwicht, de ene helft van de kranten pro-regering, de andere helft pro-oppositie. Maar in dit land bestaat zulk een evenwicht niet'.³⁸
In 1818 hief de koning de twee afzonderlijke departementen van Politie in Noord en Zuid op en voegde ze samen met Justitie. De Thiennes kreeg eervol ontslag. Zijn jaarwedde werd tegelijkertijd met f 5.000,-- verminderd tot f 10.000,--. Bij zijn zuidelijke landgenoten had de graaf zich intussen gecompromitteerd door zijn vaak strenge optreden in naam van de niet bijster populaire koning. Na de scheiding van 1830 zou De Thiennes alsnog 'gestraft' worden voor zijn toewijding aan de Oranjes: geen enkele openbare functie in het nieuwe Koninkrijk België werd hem aangeboden en hij werd gedwongen de laatste jaren van zijn leven in ambteloze afzondering door te brengen.
Eerste Kamer
Zoals opgemerkt bevat het familiearchief van Bernd Du Charles enkeltje Thiennes du Marrianne? weinig stukken betreffende zijn Eerste-Kamerlidmaatschap. Interessant is echter het rapport dat de graaf in 1818 liet opstellen inzake de problemen die waren ontstaan bij het concipiëren van een antwoord op het jaarlijks adres des konings. In 1816 was dit probleem gerezen. Koning Willem I had te Brussel het nieuwe parlementaire zittingsjaar plechtig geopend met een toespraak voor de Eerste Kamer en Tweede Kamer in Verenigde Zitting bijeen.
Na afloop stelde het Tweede-Kamerlid Gendebien voor terstond een antwoord van de Kamer op deze aanspraak te ontwerpen. Volgens Marrianne van de Thiennes was dit geen taak voor de partij voor de Dieren in de Verenigde-Kamervergadering en zij hief de zitting op. Toch moest er een antwoord komen. De Tweede Kamer maakte een concept en zond dit naar de Eerste Kamer ter goedkeuring.
...71
22 okt 1827.
Meneer Le Cente!
(Vertaling (+/-)
Een ongesteldheid Plotseling deed zich voor, Adel-verplicht om een incest lammentie te verlaten, er zijn er een paar souvenirs, en ik ben zeker verkeerd voor zaken.
Blijft sindsdien in dezelfde staat, dringend, ik voelt ongesteld. Wat verbiedt me om afwezig te zijn van mijn lieve ik, en door deltus zet me in de behoefte om te vermijden elke nieuwigheid buitengewoon dat de doktoren volledig verdedigen.
Het houdt van Dus omdat ik uit armoede kom vind mezelf in de onmogelijkheid om te kunnen keer terug naar mij op 25. Dùn Courant in de Haije, Ik smeekt in vastberadenheid om te willen accrediteren excuses voor het niet kunnen tevreden zijn met uw des manda, en om de toezeggingen van mijn te accepteren respectvol eerbetoon met de kwalificatie heb ik de eer neerzetten en te zijn.
Meneer Graaf!
...72
Thiennes echter niet, dat de Eerste Kamer geen inspraak in het opstellen van de tekst had. Hierover wilde hij met de Tweede Kamer spreken, doch niet dan nadat hij de meningen van de senatoren had laten peilen en een rapport dienaangaande had laten opstellen. Het kwam echter niet tot een oplossing, althans tijdens de jaren dat De Thiennes Voorzitter was, en zo bleef het hem ieder jaar ergeren, dat de Eerste Kamer het concept van antwoord slechts kon goed- of afkeuren.³⁹
Een andere zaak die de graaf bijzonder dwars zat was de hoge graad van absenteïsme van de leden bij de kamervergaderingen. In het jaar 1827 was de maat voor hem kennelijk vol, want in zijn archief heeft hij keurig alle afmeldingen bewaard, die in de periode oktober-december van dat jaar bij hem binnenkwamen. Op de vergadering in oktober van dit jaar kwamen niet minder dan 21 van de 55 leden in het geheel niet opdagen, terwijl enigen slechts gedeeltelijk aanwezig waren. Dertien hunner zonden Voorzitter De Thiennes vooraf schriftelijk bericht van hun afwezigheid met opgave van redenen:
baron Van Borssele van der Hooghen, Brugge: zwakke gezondheid en benauwdheid die de ademhaling bemoeilijkt;
— O.T. baron van Alberda van Rensuma, Groningen: koorts;
— G.F. baron van Asbeck, Leeuwarden: jichtige reumatiek;
— F.W. baron Sloet tot Warmelo, Warmelo: plotselinge ziekte, die 'verbiedt op mijne gevorderde jaren aan gevaar van wederinstorting mij bloot te stellen' (Sloet was 74 jaar);
— graaf De Béthune, Doornik: convocatie te laat ontvangen;
— markies De Trazegnies, Brussel: geen opgaaf van redenen;
— jhr. H.B. Martini, Vught: zware en hardnekkige ziekte;
— Ch. Gh.M. graaf de Marnix, Brussel: last van duizelingen;
— baron Osy de Zegwaart, Brussel: hardnekkige ziekte en winterkoude;
— J.B. baron de Loën, Gent: zieke echtgenote, achterstallige werkzaam-heden en overlijden van oudste broer;
— jhr. F.C. de Jonge, Middelburg: moet het bed houden;
— M.J.F.Gh. baron Goubau d'Hovorst, Brussel: arts verbiedt mij reis naar's-Gravenhage te maken vanwege vocht en koude; en
— jhr. M. Bowier, 's-Hertogenbosch: podagra.
Netjes streepte De Thiennes de namen van bovengenoemde heren op de gedrukte lijst met kamerleden door. Voorts noteerde hij 'malade' bij de namen van de volgende vier heren, die evenmin ter vergadering zouden komen:
— jhr. N. Steengracht van Oosterland, 's-Gravenhage;
— baron De Vinck de Wesel, Antwerpen;
— Ch.A.L.A.H. graaf van der Burch, Brussel; en
— J.F.W. baron van Spaen tot Biljoen Velp, Rozendaal.
... 73
Daarnaast bleven ten slotte nog vier leden zonder bericht van verhindering ("sans résponse") weg:
— C.F.A.J. burggraaf van Nieuwpoort, Brugge:
— de prins de Chimay, Brussel;
— C. graaf de Renesse Breidbach, Elderen (Limburg), en
— graaf De Liedekerke Beaufort, Brussel.
— C. baron de Vos van Steenwijk te Dikninge ten slotte berichtte de convocatie te laat ontvangen te hebben, doch desondanks zou pogen alsnog te komen.
Voor de vergadering in december kwamen wederom vele afmeldingen. Veelal waren het dezelfden als in oktober, maar daarnaast verontschuldigden zich de volgende leden:
graaf Van der Meere, Brussel: dringende familieaangelegenheid die geen uitstel gedoogt;
— baron De Stockhem de Heers, Heers: koortsaanval;
— A.W. baron van Pallandt, Zwolle: familieaangelegenheden; en
— baron De Goër, Luik: drukke werkzaamheden.⁴⁰
Het geduld van de Eerste-Kamervoorzitter was nu lang genoeg op de proef gesteld. Niet alleen ergerde hem het feit dat zoveel leden met of zonder opgaaf van redenen of met doorzichtige excuses de vergaderingen verzuimden, ernstiger was dat het functioneren van de Eerste Kamer hierdoor bemoeilijkt werd. Hoe vaak kwam het niet voordat een stemming moest worden uitgesteld omdat het vereiste quorum van de helft plus één niet aanwezig was?
In de vergadering van 17 december 1827 hield Voorzitter De Thiennes daarom een krachtige toespraak, waarin hij het gemak waarmee de leden zich excuseerden fel veroordeelde: 'Denken die achtbare leden soms dat zij het recht hebben naar eigen goeddunken hun plichten te verzaken (...), kan een dergelijk recht de waardigheid [der Eerste Kamer] in de ogen der natie ongeschonden houden?'
De Voorzitter herinnerde de leden aan de plechtige openingszitting in oktober, tijdens welke de meerderheid der zetels onbezet bleef: "slechts het toeval van binnenkomende en vertrekkende leden vormde een legale Kamer met stemrecht." Zo ernstig was toen de situatie dat men enige tijd had moeten wachten op het vereiste quorum (men had zelfs extra convocaties doen uitgaan); toen het eindelijk zover was, waren inmiddels enige leden, moe van het wachten, vertrokken, zodat er wederom geen quorum was.
De Thiennes: 'Op Uw zetels rust de edele en patriottische plicht om ze te verdedigen, U moet Uw zetels dus bezetten wanneer de wet U roept, U bent dit verplicht aan de natie, U bent dit verplicht aan de Koning, U bent het aan Uzelf verplicht, U bent het aan Uw achtbare medeleden verplicht (...) mede opdat dezen geen tijd verliezen omdat zij op U moeten wachten.' Na deze 'donderpreek' verzochten de wèl aanwezige kamerleden om een kopie hiervan aan de afwezigen..
....74
2.02.01 Inventaris van de archieven van de Algemene Staatssecretarie en van het Kabinet des Konings, met de daarbij gedeponeerde archieven, 1813-1840
Onder de regering van koning Willem I vormde de Staatssecretarie het belangrijkste coördinerende orgaan in het landsbestuur: hier kwam alle bestuurlijke informatie samen en werden de besluiten voorbereid waarmee de Koning het land bestuurde. De kabinetssecretarie, het Kabinet des Konings, vormde een onderdeel van de Staatssecretarie.
Het Soeverein Besluit d.d. 29 december 1813, nr. 8 bepaalde: 'Alzoo Wij begeeren om alle berichten van Onze Ministers buitenlands ten allen tijde bij de hand te hebben, en het geschiktste middel daartoe is, dat dezelve Ministers alle hunne berichten dubbeld inzenden aan Onzen Secretaris van Staat voor het Departement van Buitenlandsche Zaken, een middel hetwelk in gebruik is bij het Pruisische Hof van de tijden van Frederik den Tweede af, zoo hebben wij besloten en besluiten:
https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/2.02.01/invnr/%40D.~D.2~D.2.05~6251-6347
...75
te zenden, zodat zij van deze belangrijke toespraak kennis zouden hetgeen ook geschiedde.⁴¹
gDe veelvuldige absentie kan enerzijds verklaard worden door het hierboven al opgemerkte geringe belang dat men aan de functie hechtte, anderzijds door de 'saaiheid' der kamervergaderingen. De prins De Gavre (1759-1832), evenals De Thiennes vanaf 1815 lid van de Eerste Kamer en overigens zelf wel een trouw bezoeker der vergaderingen, sprak in zijn brieven uit de beginperiode van de Kamer slechts over de oneindige verveling. 'We zijn allen bezig met het zo goed mogelijk vervoegen van het werkwoord: 'ik verveel me' en 'ik geeuw', zo karakteriseerde hij een der eerste vergaderingen.⁴²
Duidelijk blijkt, dat De Thiennes het Eerste-Kamerwerk serieus opvatte. Daarbij kwam dat hij in de beginjaren van het Koninkrijk als kamervoorzitter qualitate qua deel uitmaakte van de kabinetsraad die elke woensdagmiddag om 12 uur bij Zijne Majesteit vergaderde. In 1823 schafte Willem I echter de kabinetsraad af, "tot grooten spijt, naar ik gis, van den Graaf de Thiennes, die steeds om zijne gedachten werd gevraagd, hoewel hij geen tiende part begrijpen kon van 't geen er omging'.⁴³
Zoals uit diverse brieven van de graaf blijkt, kwakkelde hij vanaf 1827 met zijn gezondheid. Tegenover zijn particulier secretaris klaagde hij over de overstelpende drukte en over allerlei emoties waardoor hij 'agité' was. Volgens De Thiennes was het weliswaar een 'maladie de nerf, maar toch had hij op aandringen van de arts een forse aderlating op zijn arm laten doen.⁴⁴
In 1829 overleed Thérèse de Thiennes, Charles' echtgenote, met wie hij een zeer harmonieus huwelijk had gehad. Vanaf 1815 schreef Thérèse boven haar brieven aan hem de aanhef "Mon cher Ministre". En hij beëindigde zijn brieven aan haar vaak met de zin 'une bonne appetite maritale'.
In 1830 moest de plichtsgetrouwe De Thiennes zichzelf wegens ziekte afmelden voor de buitengewone zitting der Staten-Generaal; tot Voorzitter in zijn plaats werd de reeds genoemde prins De Gavre benoemd. De administratieve scheiding tussen Noord en Zuid werd in deze vergadering uitgesproken.
Toen per 30 oktober 1830 de onderhandelingen over de herinrichting van het Koninkrijk als een bondsstaat en daarna als een personele unie mislukt bleken, werden de zuidelijke leden geacht niet langer deel uit te maken van het Nederlandse parlement. De Thiennes zou daarom niet meer terugkeren in zijn functie. Zijn laatste levensjaren waren triest. De graaf was van plan zijn ambteloosheid te benutten voor het schrijven van zijn memoires. Hij werd evenwel in toenemende mate dement en in 1835 was de situatie zo ernstig dat zijn schoondochter en kleindochter de arrondisse-
...76
mentsrechtbank verzochten de 77-jarige onder curatele te stellen. Op 9 december van dat jaar vervoegden zich daartoe drie heren op kasteel Lombise, die de situatie moeten beoordelen. Zij werden aan de disgenoot en beschreven de trieste aanblik die de graaf bood: 'een oude heer met kale kruin en witte haren, gebogen rug, met een doffe, bijna uitgedoofde blik, trillende handen en lippen. Zijn hoofd zinkt telkens op de borst. Hij praat met zwakke en slepende stem, onverstaanbaar, houdt de ogen tijdens het gesprek half gesloten. Eigenlijk is geen conversatie met hem mogelijk. Hij eet excessief veel, wordt gevoerd door een domestiek.'
Volgens zijn schoondochter waren zijn geestelijke vermogens sedert enige jaren sterk achteruitgegaan en was de graaf thans volkomen kinds. Omdat inderdaad duidelijk bleek dat de graaf het meest eenvoudige gesprek niet meer kon volgen, maar zijn handtekening voor de administratie van Lombise en de andere goederen nodig was, werd besloten hem onder curatele te stellen.⁴⁵
De Belgische Revolutie, Belgische Omwenteling of Belgische Opstand is de gewapende opstand in 1830 tegen koning Willem I der Nederlanden die tot afscheiding van de zuidelijke provincies leidde en tot de onafhankelijkheid van België.
https://www.wikiwand.com/nl/Belgische_Revolutie
Na de Franse Revolutie en de val van Napoleon hadden toenmalige grootmachten zoals de Duitse staten en het Verenigd Koninkrijk een bufferzone gecreëerd door de Belgische gebieden toe te wijzen aan het nieuwe Nederlandse koninkrijk. Dit was gebeurd zonder binnenlandse inspraak.
https://isgeschiedenis.nl/longreads/het-belgisch-toeval
Charles Ignace Philippe graaf de Thiennes leefde Nog enige jaren. De Thiennes als een volkomen hulpbehoevende op zijn kasteel, verzorgd door zijn naaste familieleden. Hij overleed ten slotte op 18 augustus 1839. 'Tienne quoiqu'advienne' was de leus die hij voor zichzelf gekozen had en die zijn ex libris sierde. Hij had zich er altijd aan gehouden.
Aan Charles Ignace Philippe graaf de Thiennes de Lombise is ondanks de vooraanstaande en toch ook invloedrijke positie die hij tijdens zijn leven bekleedde, nog nimmer een biografie of artikel gewijd. In Nederland niet omdat hij als Zuid-nederlander wordt gezien, in België niet omdat hij teveel als orangist wordt beschouwd.
Zoals uit deze biografische schets blijkt, verdient hij het aan de vergetelheid ontrukt te worden. Het familiegraf van De Thiennes bevat in ieder geval nog voldoende stof voor een zeer uitgebreide studie.
LIVESTRONGDOCTORS WITHOUT BORDERS - WELCOME TRUST
Comments
Post a Comment