ORANGE & ORANJE

R. Sickinghe,
Oranje Nassau Dokumentatie
Toen Napoleon in oktober 1813 door de geallieerden (Rusland, Oostenrijk, Engeland) bij Leipzig was verslagen, leefde de hoop in de door Frankrijk bezette gebieden op. In Nederland, waar zich in dat jaar al anti-Franse onlusten hadden voorgedaan, stak een aantal politici de hoofden bij elkaar om te bepalen wat er moest gebeuren als de Fransen zouden zijn verdwenen. 


Translate
📚 Dutch Version
📚 English Version

De studie uit het boek Orange en Oranje beschrijft Jhr. Ir. P. F. O. R. Sickinghe in grote trekken de geschiedenis van het oude prinsdom «Orange» over een periode van ruim tweeduizend jaar. Zij poogt daarbij een antwoord te geven op de volgende vragen:

🧩 1. Waaruit is de uitzonderlijke betekenis,
het woord «Oranje» voor ons Nederlanders uit voortgekomen?

🧩 2. Op welke wijze werd de naam,
 «Orange» aan ons vorstenhuis verbonden?

Speciaal de figuur van Prins Philips. Willem krijgt veel aandacht, omdat deze sympathieke Oranjevorst bij ons Nederlanders zo weinig bekend is, en tevens omdat hij door zijn hoogstaand karakter en door zijn christelijke lijdzaamheid ook een sieraad is geweest van ons vorstenhuis.

«Orange & Oranje» belicht een aspect uit onze vaderlandse geschiedenis van een speciale betekenis. Het behandelt de banden tussen ons koningshuis en het voormalig vorstendom Orange in Zuid-Frankrijk, bij zovelen bekend, die het op weg naar een zuidelijke vakantiebestemming passeren. Talloze historische en nieuwere afbeeldingen, waaronder vele uit het Koninklijk Huisarchief, werden gegroepeerd rondom dit facet uit het verleden. 

«Orange & Oranje» verscheen in 1969 als een genummerde, bibliofiele uitgave in beperkte oplage van duizend exemplaren. De nummers I tot en met XXV werden door de auteur gesigneerd en waren niet in de handel verkrijgbaar.

De auteur Jhr. P. F. O. R. Sickinghe was een voormalig intendant van de koninklijke paleizen van Amsterdam en 's Gravenhage. Jhr. Sickinghe was ook directeur van het Koninklijk Huisarchief. Zijn werk en zijn belangstelling voor oorsprong en achtergronden van ons, 'Koninklijk Huis', vormden een gelukkige combinatie, die zijn weerslag vindt in deze speciale Hof-uitgave. De bekende boekverzorger Aldert Witte, gaf vorm en gestalte aan dit precieuze en mooi uitgevoerde werk.


HET BOEK
ORANGE & ORANJE

🧩 ....
🧩 ....
🧩 ....


Hoe zou men de dan weer onafhankelijk geworden staat moeten inrichten? Zou men de tijd van koning Lodewijk Napoleon (1806-1810) ten voorbeeld nemen? Die van de Bataafse Republiek? Of zou men nog verder teruggaan en de Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën van vóór 1795 herstellen?

Al deze vormen hadden hun bezwaren. Ook degenen die in november 1813 de leiding namen, hadden verschillende denkbeelden over de toekomst. Over één ding waren zij het echter wel eens: het Huis van Oranje moest terugkomen. De heren Van Hogendorp, Van der Duijn van Maasdam en Van Limburg Stirum vormden een zogenaamd Driemanschap. Zij gaven een proclamatie uit waarin zij beloofden: 'De oude tijden komen weerom.

De leden van het Driemanschap, dat vervolgens de ontvangst van het nieuwe staatshoofd ging voorbereiden, hadden het echter niet helemaal alleen voor het zeggen. Willem I, de oudste zoon van de in 1795 gevluchte stadhouder Willem V, die in 1813 als 'souverein vorst' werd ingehaald, moest immers aan de nieuwe staat gestalte geven.

Hij stemde ermee in dat zijn macht zou worden geregeld in een 'wijze grondwet'. Maar daarmee waren de oude tijden allerminst weerom. In de grondwet die in 1814 gereedkwam, werd het landsbestuur centraal geregeld: de vorst kreeg de bevoegdheid bestuursreglementen voor steden en provincies vast te stellen. En daarmee was het oude strijdpunt uit de tijd van de Republiek (volledige eenheid of een min of meer los verband van provincies die hun eigen wetgeving hadden) van de baan. Nederland werd eindelijk een nationale staat.


ORANJE NASSAU
🧩 DOKUMENTATIE
🧩 ....
🧩 ....
🧩 ....


In die grondwet van 1814 was ook nog gedacht aan een Staten-Generaal die het Nederlandse volk zou moeten vertegenwoordigen. Niet op de democratische wijze van tegenwoordig natuurlijk: niet ieder-een, maar alleen het denkend deel der natie (dat wil zeggen heren van stand of met geld) mocht zijn stem uitbrengen hadden in de praktijk echter weinig macht. De koning was de baas, en als hij het de stemmende burgers naar de zin maakte, waarom zou men dan meer inspraak wensen? 

Al met al veranderde er toch wel wat in de nieuwe staat niet alleen kwam er een krachtig centraal bestuur, maar ook was er eenheid van financiën, van recht en van rechtspraak. In de grondwet werden enige zogenaamde grondrechten vastgelegd, zoals benoembaarheid tot staatsambten ongeacht de godsdienst van de gegadigde. Van de democratische Fratsen der Franse Revolutie was verder weinig meer over; de vrijheid van drukpers, dat wil zeggen het recht om onbelemmerd in woord en geschrift een mening, in het bijzonder in politieke zaken, kenbaar te maken, bestond niet.

Ook van buitenaf waren krachten aan het werk die het uiterlijk en innerlijk van de nieuwbakken Nederlandse staat sterk zouden beïnvloed. Nadat Napoleon ten slotte veilig op Sint Helena was opgeborgen, het was toen nog niet de gewoonte dit soort mensen door internationale tribunalen te doen veroordelen bepaalden de overwin-naars dat de vroegere Oostenrijkse Nederlanden bij Nederland zou-den worden gevoegd. 

Zij stelden zich voor dat die vereniging 'innig en volledig zou zijn. Dat grote Nederland zou een mooie beveiliging zijn voor Engeland. Immers, het na de vereniging grote Nederland beheerste nu de Rijn- en de Scheldemondingen en zou daarom een goed tegenwicht tegen Frankrijk, de verslagene, vormen. Aldus werd bij verdrag, de 'Acht Artikelen, in juni 1814 bepaald. Willem I zou Koning worden van dit Koninkrijk der Nederlanden.

Deze samenvoeging schiep veel moeilijkheden. De Zuidelijke Neder landen (na 1830 'België geheten) waren sinds de Unie van Atrecht (1579) hun eigen weg gegaan. Twee ongelijksoortige gebieden werden nu onder dwang samengevoegd. Het Noorden: protestants van traditie, handeldrijvend, economisch in slechte toestand: de staatsschuld bedroeg f 1.724.000.000, tegenover die van het Zuiden: f 48.000.000! 

Het Zuiden: katholiek, industrieel tamelijk sterk. Dat Zuiden zag zich dus zomaar toegevoegd aan een bestaande natie, de Nederlandse. Velen hadden grote bezwaren tegen wat zij voelden als een 'losma king van Frankrijk. Men zou veel aan elkaar moeten toegeven, wilde deze opgelegde verbinding kans van slagen hebben.


Het begin was al slecht. De nieuwe, aangepaste grondwet werd feite lijk door de Belgische 'notabelen' verworpen. In den Haag rekende men echter diegenen die opzettelijk niet voor stemming waren komen opdagen als võõrstemmers. Deze wijze van doen ging spottenderwijs als 'arithmétique hollandaise' de geschiedenis in.

🧩 Wie was nu de man op wie de zware taak rustte zijn ongelijksoortige onderdanen tot een natie te smeden? Wie was koning Willem 17. In 1772 geboren, moest hij al in 1795 het land verlaten. Een niet te ontzenuwen beschuldiging van achteloosheid toen Krayenhoff's carrière brak. Hij ontging gerechtelijke veroordeeling doch werd buiten bewind gesteld. Tijdens een ballingschap van negentien jaar trok hij heel Europa rond, strijdend voor de terugkeer van zijn Huis.

'De inrichting van het hof van Lodewijk Napoleon kwam overeen met de indeling van Van Brunswijk.  Naast de grand chambellan had Lodewijk nog een premier chambellan honoraire en vier chambellans ‘en activité de service’. 
—(De Haan en van Zanten.)

Op 41-jarige leeftijd zag hij zijn vasthoudendheid met succes bekroond: de intocht als souverein vorst in Amsterdam. "Hij is een model van particuliere deugden. Door aard en temperament wars van elk luidruchtig vermaak, van elke soort van verkwisting, is de arbeid zijn enige begeerte, en bij voorkeur houdt hij zich bezig met Cultuur Historische wetenswaardigheden betreft, Aldus karakteriseerde Groen van Prinsterer, zijn particulier secretaris. Een saai man, zou men zeggen. Maar toch een man die door zijn nieuwschierigheid veeal in de studies te vinden was, 

Politiek stond dat anders. De koning wenste een 'verlicht despoot' te zijn, was een rationeel denkende, niet-fanatieke man, maar hij kon toch op belangrijke momenten een onverwachte besluiteloosheid aan de dag leggen. Zeker was koning Willem I een man van voorbeeldige toewijding en rusteloze werkzaamheid. Hij bracht zijn dagen grotendeels door in zijn werkvertrek, lezend, schrijvend, keurend en confererend, maar wie hem daar in de geest bezig ziet, voelt zich genoopt... de vraag te stellen of hij werkelijk niet te veel van de vlijtige hoofdcommies had, die wel de stippen ziet, maar geen lijnen, die de blik al te zelden richt op de wereld achter de concreta. Zulk een man is welhaast gedoemd om een opportunist te worden, in wiens persoonlijkheid de vaste koers meer schijn is dan wezen. Aldus de historicus Rogier.

Groot zijn de verdiensten van de koning voor het herstel van de economie geweest. Alles moest van de grond worden opgebouwd na de Franse bezetting en het Engelse Continentaal Stelsel. Verloren was onze vroegere handelspositie. Amsterdam was niet meer de geldschieter van Europa. Dankzij vele initiatieven van Willem I echter kwam de economie langzaam weer op gang. In 1814 stichtte hij de Nederlandse Bank. Hij stimuleerde vele nieuwe particuliere ondernemingen door financiële bijstand. Bijvoorbeeld aan de Nederlandse Stoom-bootmaatschappij, in 1823 door G. M. Roentgen te Rotterdam ge sticht, en aan de Amsterdamse Stoombootmaatschappij, in 1825 door Paul van Vlissingen opgericht In 1830 was Nederland het tweede handelsland op de wereldlijst, na Engeland, dat met ruime voorsprong eerste bleef.

De vorst zag ook zeer wel het belang van goede verkeersverbindingen in (zie ook doc. 17 en 17A). Een net van wegen en kanalen, zoals de Zuid-Willemsvaart en het Noord-Hollandskanaal werd door het ge hele land aangelegd (zie ook doc. 201. Aan het einde van zijn regering Reed de eerste spoortrein van Amsterdam naar Haarlem. In het kader van wat wij nu zijn 'welvaartspolitiek" zouden noemen, steunde de koning ook de opkomende textielindustrie in Twente.

Het probleem van de armoede werd nog overwegend "bestreden door de bedeling of door particuliere weldadigheid. De laatste werd in verenigingsverband beoefend in de Maatschappij van Weldadigheid, in 1818 door generaal Van den Bosch gesticht. De Maatschappij exploiteerde onder andere een aantal landbouwkolonies, zoals Veenhuizen en Frederiksoord. In 1827 telden de gezamenlijke arbeidskolonies 7.000 bewoners, van wie 1.600 'bedelaars' en 1.800 wezen waren.

De sociale omstandigheden van een groot deel van de bevolking waren slecht: werktijden van 16 uur, veel te lange kinder- en vrouwenarbeid, alcoholmisbruik, ondervoeding bij voedselschaarste als gevolg van misoogsten. De volksgezondheid was hierdoor ook slecht.

Niet alle tijdgenoten waren het met het streven naar betere levensomstandigheden eens, geld maakt niet gelukkig, zegt een goed-Nederlands spreekwoord. De zeer orthodoxe Isaac da Costa, auteur van de in 1823 verschenen 'Bezwaren tegen de geest der eeuw' meende in een brief niet mals: "Hij verdient, dat men hem de kop voor de voeten legt, die generaal Van den Bosch... De armoede te willen opheffen! Het ontwerp is boven het bereik der mensen. Zij willen een toren van Babel bouwen, maar het gehele gebouw zal omver. De bijl ligt al aan den boom en de tijd van Gods herstellende Almacht breekt aan.

Niet alleen Da Costa, lid van het zogenaamde Reveil, een groep die een diepere beleving van de christelijke religieuze waarden voor-stond, leefde godsdienstig in onvrede met zijn tijd. In de Zuidelijke Nederlanden was het godsdienstig verzet van de aanvang af zeer sterk. De laverende politiek van de vorst en van zijn minister van Rooms-Katholieke Eredienst wist deze ontbindende factor niet uit te schakelen. 

We moeten er rekening mee houden dat toentertijd in Europa de godsdienst nog als een staatsaangelegenheid werd beschouwd. De vrijheid van geweten wordt, maar langzaam bevochten Het was de koning die in 1816 het Reglement voor de Nederlandse Hervormde Kerk vaststelde. Hij trad in onderhandeling met Rome om te komen tot een 'Concordaat. 

Toen de zaak vastliep op de regeling van het benoemingsrecht der bisschoppen, nam de regering het heft in handen: ze schafte de klein seminaries - waar priesters werden opgeleid - af en stichtte in Leuven een zogenaamd Collegium Philo sophicum (1825), waar de aankomende priesters verplicht waren te komen studeren. Deze maatregelen zetten kwaad bloed en dit effect kon niet meer ongedaan worden gemaakt toen de regering - na sluiting van een concordaat (1827) op haar schroden terugkeerde. 

Ook de taalbesluiten van september 1819, waarbij het Nederlands in de provincies Vlaanderen en Limburg de officiële taal op scholen en in de ambtelijke wereld werd, stuitten in de hogere kringen, waar het Frans de voertaal was, op sterk verzet. Er waren intussen meer grieven in het Zuiden. Een sterker wordende liberale oppositie - destijds de progressieven bij uitstek - vorderde vrijheid van drukpers en van onderwijs. 

Onder andere bij dit laatste punt vonden de liberalen - hoewel zelf antiklerikaal gezinde doch de rooms-katholieke oppositie die de 'neutrale' openbare school verfoeide. De regering wist echter van geen wijken; vooral waar het de (on) vrijheid van drukpers betrof. Steeds weer greep de justitie, onder leiding van minister Van Maanen, in wanneer zij meende dat iemand te ver was gegaan in zijn kritiek op de vorst en zijn regering; velen werden tot langdurige gevangenisstraffen veroordeeld.
Gevechten in Brussel 1830

Zo was tegen 1830, een crisisjaar in de geschiedenis der Europese sta ten (denk aan de gebeurtenissen in Polen en in Frankrijk), cen situatie ontstaan waarin in het Zuiden stemmen tot afscheiding opgingen. Het is moeilijk een van beide partijen als 'schuldige aan opstand en afscheiding aan te wijzen. De in 1814 voorziene samensmelting had niet anders kunnen geschieden dan met de wil van beide. Waar die goede wil om welke redenen dan ook ontbrak, moest de eenheid een hersenschim blijven. De poging tot verwezenlijking werd een fiasco. Men begreep elkaar niet, was vreemd voor elkaar gebleven Het militaire optreden tegen de opstandelingen bracht daarin. zo als altijd, geen verbetering 's Konings politiek had gefaald. 

In 1839 moest hij zich bij de definitie ve afscheiding van het Koninkrijk der Belgen neerleggen. Zijn vast houdendheid gedurende de periode van de zogenaamde status quo. tegen de voorstellen van de grote mogendheden in (door wie de ko ning zich in de steek gelaten voeldel, had hem geen eer gebracht. Inte-gendeel. Deze politiek kostte bovendien banden vol geld. omdat ze handhaving van een grote militaire macht vereiste.

Het waren de koloniën, in het bijzonder Nederlands-Indië, die voor een belangrijk deel in de kosten bijdroegen. De koning had persoon-lijk het toezicht op de kolonien. Slechts eens in de tien jaar werd bij de Staten-Generaal een duistere begroting' ingediend. Reeds in 1825 zei Willem I in een troonrede duidelijk wat hem met de overzeese gebiedsdelen voor ogen stond: 'Onze buitenlandsche bezittingen zijn het onderwerp mijner bijzondere aandacht. Mijne pogingen zijn daar heen gerigt om, behoudens de bevordering harer inwendige welvaart, van dezelve voor Nederland en de Nederlandsche nijverheid de meest mogelijke voordelen te verkrijgen.'

In 1829 werd op Java, waar de 'Java-oorlog bijna wus geëindigd, door de onvermoeibare generaal Van den Bosch, in zijn functie van Gou verneur Generaal, het Cultuurstelsel ingesteld. Deze veredelde vorm van dwangarbeid betekende op papier dat de Javaan op 1/5 van zijn grond produkten moest verbouwen die de regering sanwees, zoals suiker, koflie, tabak. Deze produkten leverde hij als belasting in natu ra. In de praktijk werd hij door de ambtenaren gedwongen meer dan éénvijfde van zijn grond voor dit doel te bebouwen. De Nederlandse Handelmaatschappij verscheepte deze regeringsgoederen en veilde ze op de Nederlandse markt (denk aan Multatuli's 'Koffijveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij). Door het geven van voorschotten op aanstaande leveranties trad de Handelmaatschappij niet alleen op als commissionair, maar ook als bankier van de regering Deze kon zo buiten de officiële begroting om over uanzienlijke sommen gelds beschikken, welke onder andere werden besteed aan militaire uitgaven.

In 1840 deed de vorst afstand van de troon ten behoeve van zijn zoon (doc. 21). Het moet hem, de autoritair regerende, zwaar zijn gevallen: de mislukking van zijn Belgische politiek, de afgedwongen grond wetsherziening, de smaadcampagne in de pers wegens zijn voorge nomen tweede huwelijk met de Belgische gravin Henriette d'Oultre mont, een hofdame van 's konings in 1837 overleden gemalin Wilhel mina. Na zijn abdicatie in 1840 vertrekt Willem, gedesillusioneerd, naar Berlijn. In 1841 treedt hij in het huwelijk met Henriette. In 1843 overlijdt hij, verlaten en vergeten.

Ondanks dit sombere einde mogen wij de realiteit van de gehele rege ringsperiode niet vergeten. Willem I was in een tijd van Jan Salies (Potgieter) en Stastokken (Hildebrand) overigens geen Nederlands monopolie! een man die in initiatief en voortvarendheid ver boven de andere 'ondernemers uitstak. Zelfs op cultureel gebied was hij actief geweest: de stichting van de Koninklijke Academie voor Beelden-de Kunsten te Amsterdam en te Antwerpen, van het Mauritshuis te Den Haag, van de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam enzovoort, kwamen op zijn initiatief of met zijn steun en instemming tot stand. (zie Doc. 18). 

Koninklijke Bibliotheek-complex Prins Willem-Alexanderhof 5

In de letterkundige wereld trachtte tegen het einde van Willems regering - een groep die literaire vernieuwing en esthetische heroriëntering nastreefde, de duffe, - zelfgenoegzame kleinburgerlijke geest te smoren. De oprichting van 'De Gids' in 1837 en het verschijnen van de 'Camera Obscura' van Hildebrand zijn er voorbeelden van. Zoals immer wees de jongere generatie de nieuwe weg.


 HOME ORANGE & ORANJE


 HOME Larry, Q & M
 ORANGE & ORANJE & DOCUMENTATIE

Comments

Popular Posts

It's where they extort the Vatican by Political government extortion for economic bribery, unseen oppression against their own unknown citizens and protecting their self-interest, their fraudulent capitalism activity on a scale never seen before; ´Barbary cannibalistic animal misbehavior´.

All rights reserved not to António Guterres, but to the bribery unseen Barbarian Design of those Nations, that have made it possible that even the Security Council of the United Nations is accused of mass extinction, estimated 50 million dead innocent people. Secretary-General Guterres of the United Nations since 2017, came after Ban Ki-moon, and before him? Who was corrupted the office of the highest rang, on our most valuable assets, that we have build after World War II?

End of the log,

The Bonka Brown Coffee,
The Annan Dark Roasted.

Per Dòminum nostrum

431 Flectámus Génua Deus, qui mirabiliter creasti hóminem, et mirabilus redemísti; da nobis, quæsumus, contra oblectaménta peccáti, mentis rátione persístere; ut mereàmur ad ætérna gáudia perveníre. Per Dòminum nostrum J.C. Filium tuum.

Bounty Decoded

The act of separating the pure from the impure part of any thing (1:22). [150] Luth. Lib. de Captivated Babylon. [151] Calv. Inst. L. 3. C. 19. Sect. 14.