R. Sickinghe,
Toelichting 17 en 17 A van Willem 1
Toelichting 17 en 17 A van Willem 1
Transcriptie van het handschrift: Aanhef uit grond en op te kennen gegeven verlangen, maar eigen wensch Handel Landbouw en Nijverheid te bevorderen en algemeen welzijn te bevorderen, in de smaak als heeft plaatsgehad bij Instellingen vroeger gegrond in 't Algemeen belang als Ned. Bank, ANM en NHM; ook Zederikvaart.
Art. 1. twee Series à 9 Million verkieselijk boven 4 à 6 MM; dog te kennen geven dat de tweede insgelijks zal zijn bestemd om de onkosten te dekken ten einde de zijtak van Rotterdam te bewerkstelligen, als meede om de weg tot aan de Pruisische grens c.q. te kunnen verlengen.
Art. 2. Rente bepalen op 4 1/2 %, dog de vraag hier of elders te plaatsen.
Art. 3. bedenkelijk; en vervalt daarom in verband met onderschijdingen in bestaande
beginsel.
Art. 4. ad idem. 's Hage 22 April 1838
Art. 3 en 4 konden alleen onder nodige wijziging worden bijbehouden, wanneer geen Dividend en alleen eene bepaalde aflossing van één % is vastgesteld.
Art. 5. blijft de vraag of een Dividend noodzakelijk is en verkieselijk boven jaarlijksche aflossing - bij 18 MM zijn 4 1/2% aan Rente 810000
180000 à 1% aflossing in 't geheel 990000 en Art. 5. te bepalen dat de meerdere opbrengst tot een Reservefonds voorlopig zal dienen, terwijl ter aanmoediging der deelneming een derde der jaarlijksche zuivere opbrengst na aftrek van alle onkosten en van de Rente van 4 1/2 ten honderd als premie zal worden verdeeld tusschen de Aandeelhouders der twee Serien, voor zoo veel de tweede ook reeds is uitgegeven.
Art. 6. Koomt voor niet nodig te zijn; en de vraag of in verband met aanstaande wetgeving onderwerp van zulk besluit kan zijn, daar hetzelve bestaande regten nog geven nog nemen kan.
Art. 7. Wijzigen, met te bepalen dat dat de Reservekas in de le plaats zal worden voldaan, de Premien als Dividend te betalen of dat 2e uit de overige 2/3 ten minsten 1/3, maar ook meer, zal worden gebruikt tot inkoop of aflossing bij uitloting en vervolgens verniewing dus c.q. de hoogste waarborg in Reserve kas worden gedeponeert en daar over intusschen beschikt het nodige tot vernietiging van 't kapitaal door inkoop of aflossing bij uitlotingtiging van Aandeelen, en dat 3e het overblijvende zal kunnen worden op eene nuttige wijze voor het fonds gebruikt worden, 't zij aanleg van Communicatien of kopen van rentegevende Effecten.
17a
(Pagina 2 van het handschrift:)
Art. 8. Zodanig wijzigen dat worde bepaalt, in verband met Art. 7, dat nog thans zal worden gezorgd altoos genoegzame beschikbare fondsen bij de hand te hebben ten einde bij groote en buitengewonen rampen of nadelen te kunnen voorzien in de uitgaven die daardoor zouden kunnen vereischt worden.
Art. 9. Koomt niet te pas en heeft de Wetgeving niets te doen met deze zaak; sprekende van zelve dat wanneer de Geldleening zal zijn afbetaald de Koninklijke Meening is dat de IJzeren Spoorweg aan 't Rijk met lusten en lasten zal komen. Alhier of bij een ander Art. is dan alleen te bepalen dat de Rente van 4 1/2 % door de Koning gewaarborgd wordt.
Art. 10. te beschouwen in verband met soortgelijke, hebbende tot geene bijzondere bedenking
aanleiding gegeven.
Art. 11a. Koomt niet te pas alsnu te beslissen, en zal de Koning op zijn tijd na goedvinden
schikken. Art. 11b. Kwaestieus, en koomt althans voorlopig overtollig voor, omdat geene Maatschappij opgericht, maar kwaestie van eene geldlening om den Koning in staat te stellen de verlangde weg te bewerkstelligen en daardoor 't Rijk daarmeede te gerieven.
Art. 12. Onder de wijzigingen conform welke het gevolg zijn van vroegere veranderingen en bepalingen, als b.v. dat le Serie in 1838 zal worden ingeschreven en de 2e later, zoo dat deeze in geen geval voor Juni 1839 zal opengesteld worden, en voor 15 July de Vervallen, eigentlijk of althans als overtollig te beschouwen.
Art. 3, 4, 6, 9, 11a; en zijn Art. 10 en 11b afhangende van 't geen bij vroegere soortgelijke is bepaald.
— TOELICHTING 17 EN 17a WILLEM I
— ORANGE & ORANJE & DOCUMENTATIE
Comments
Post a Comment