NEDERLANDERS IN DE VRIJE WERELD
Prof. Dr. Loe de Jong,
Zwaar bewapende U-boten en koopvaardijschepen
Midden in de Londense City stond, tot Duitse bommen haar verwoestten, de Nederlandse Hervormde Kerk Austin Friars. Op 10 mei 1941, toen het een jaar geleden was dat Hitler ons land had overvallen, kwamen honderden Nederlanders die in Londen werkten, hier tezamen (ik was een van hen) met in hun midden koningin Wilhelmina. De ministerpresident, prof. Gerbrandy, eindigde zijn korte toespraak met een oproep tot herdenking.
Page 395 tm 420
📚 Dutch Version
📚 English Version
PROF. MR. P.S. GERBRANDY
Laat ons in één minuut van eerbiedige stilte gedenken al die doden, waar dan ook, die in het afgelopen jaar zichzelf hebben geofferd in deze kamp voor het behoud van het land en de handhaving der christelijke vrijheid.
En zij herdachten, elk op eigen wijze, zij die het voorrecht hadden te werken in vrijheid. Op 13 mei 1940 waren prinses Juliana en prins Bernhard met de prinsesjes Beatrix en Irene in Londen aangekomen. In de avond van die dag arriveerde koningin Wilhelmina en zij werd nog gevolgd door de ministers. Voor de koningin stond één ding vast: Nederland moest met wat het nog aan krachten had, de oorlog voortzetten.
Dat Nederland was in haar visie ten nauwste verbonden met het Oranjehuis, met de dynastie. Dus moest de toekomst van de dynastie gewaarborgd worden. Zij besloot, haar dochter en haar twee kleindochters naar Canada te sturen. Er was een vliegverbinding van Londen naar Lissabon en van Lissabon kon je naar Amerika vliegen maar dat leek haar (ze had nooit gevlogen) riskant. Begin juni stak de oude Nederlandse kruiser 'Sumatra', geëscorteerd door de nieuwe, nog niet afgebouwde 'Jacob van Heemskerck', de Atlantische Oceaan over. Hij nam de drie prinsessen mee.
De veilige aankomst in Canada van haar dochter en kleindochters was voor de koningin een zorg minder. Ze hield overigens genoeg zorgen over en daarvan was een van de ernstigste dat de minister-president, De Geer, elke strijdvaardigheid miste. Begin juni legde De Geer aan Churchill het denkbeeld voor dat Engeland met Hitler een compromisvrede zou sluiten. Churchill gromde wat en ging er niet op in. De Geers defaitisme werd sterker toen Hitlers Blitzkrieg eerst leidde tot het uiteenslaan van het Franse leger en vervolgens tot de capitulatie van Frankrijk.
Het was een verpletterende slag voor de minister-president, maar ook voor de meeste leden van zijn kabinet. Zij hielden het voor waarschijnlijk dat de Wehrmacht in Engeland zou landen, en zij besloten eind juni dat de regeringszetel zou worden verplaatst naar Batavia, hoofdstad van Nederlands-Indië. Ook de koningin zou daar dan heen moeten gaan maar daar dacht zij niet aan. Jegens het kabinet gebruikte zij een argument waar verder niet over te praten viel: zij zei dat haar gezondheid het haar niet mogelijk maakte in een tropisch klimaat te leven.
Voor haar en voor allen in Londen tot wie doordrong wat De Geers opvattingen waren, kwam week na week sterker vast te staan dat de minister-president moest worden vervangen. Begin augustus deelde De Geer de koningin mee dat hij van plan was in Zwitserland twee weken vakantie te nemen, notabene in zo'n kritieke fase van de oorlog.
Haar antwoord was dat zij alle vertrouwen in hem had verloren, het zijne daarop dat hij zijn ontslag indiende. Zo ver was de zaak gevorderd toen op haar zestigste verjaardag, 31 augustus, in de Londense Queen's Hall (het gebouw zou een paar weken later door Duitse bommen verwoest worden) een bijeenkomst werd gehouden, waar zij vertegenwoordigd werd door prins Bernhard.
PRINS BERNHARD
Het is heel gemakkelijk om trouw en aanhankelijkheid in dagen van voorspoed te hebben. Maar de gevoelens die u hier en alle vrije Nederlanders in de gehele wereld en ook in de harten van alle Nederlanders die in onderdrukking thuis leven, deze gevoelens die daar leven, die zijn veel en veel meer waard, die zijn veel dieper. Het is trouw in tegenspoed, wat u vandaag aan onze koningin toont en dat is het schoonste geschenk wat u haar op haar verjaardag, op deze verjaardag, had kunnen geven. Ik die onze koningin liefheb zoals u allen, ik dank u hiervoor uit de grond van mijn hart.
Gerbrandy, wiens strijdvaardigheid de koningin had leren waarderen, werd de nieuwe minister-president. Gepoogd werd De Geer naar Indië weg te werken, maar dat mislukte. Hij vloog niet verder dan Lissabon, nam daar contact op met de Duitse gezant en keerde begin 1941 met Duitse hulp naar bezet Nederland terug waar hij, zei hij, 'als een vergeten burger' wenste te leven. Maar die zogenaamde 'vergeten 'De Geers brochure', (begin 1942) burger' publiceerde begin 1942 met steun van het 'foute' departement van Volksvoorlichting en Kunsten een brochure waarin hij opnieuw op een vrede door vergelijk aandrong. De Geer is voor zijn houding na de oorlog door de bijzondere rechtspleging gestraft: een jaar gevangenisstraf, voorwaardelijk.
Gerbrandy was uit ander hout gesneden. In de herfst van 1940 werd Londen nacht na nacht door de Luftwaffe gebombardeerd. Er vielen duizenden doden. Velen gingen hun best doen om een slaapplaats buiten Londen te vinden, maar niet Gerbrandy. Hij dacht er niet aan het hotel in het West End, waarin hij zijn intrek had genomen, te verlaten. Churchill bleef. Dus bleef ook hij. Dát was een man die sprak naar zijn hart! Zo op de eerste bijeenkomst van Geallieerde regeringen.
CHURCHILL
What tragedies, what horrors, what crimes, has Hitler and all that Hitler stands for, brought upon Europe and the world! The concentration-camps are overcrowded. Every dawn the firing parties are at their work but nothing is more certain than that every trace of Hitler's footstep, every stain of his infected and corroding fingers will be sponged and purged, and if need be blasted from the surface of the earth!
Het was Gerbrandy die bereikte dat de regering in een eigen radioprogramma tot de mensen in bezet gebied en in Indie zo spreken: Radio Oranje. Die naam was bedacht door de socialistische journalist Meijer Sluijser, die in de Meidagen van 1940 naar Engeland was ontkomen. Als functionaris van de Regeringsvoorlichtingsdienst kreeg ik mijn werk bij Radio Oranje. Ik vond onze programma's de eerste jaren om allerlei redenen, waarvan het gebrek aan informatie uit bezet Nederland een van de belangrijkste was, niet erg goed. Enige populariteit had in 1941 het radiocabaret 'De Watergeus'. Daar traden de leden, onder wie Jetty Paerl, ook wel eens in Engeland op.
JETTY PAERL
Maar na regen komt altijd zonneschijn En na die donkere tijd van willekeur van schande en terreur zal er een dag van vreugde en van weerzien zijn. Wij zijn trots en vol moed, want het volk van Nederland houdt zich goed, het kleine Holland weert zich dapper als een reus 't Is Oranje, 't blijft Oranje is de leusvoor u, voor mij en voor 'De Watergeus'
Onze uitzendingen werden in het algemeen pas beter toen Radio Oranje met mij erbij werd samengevoegd met de Nederlandse omroep voor zeevarenden, 'De Brandaris'. Zij was gedragen door de journalist Henk van den Broek, geboren in Rotterdam (hij noemde zich 'De Rotterdammer') en door de schrijver A. den Doolaard. Voor de mensen in bezet gebied waren natuurlijk ook de nieuwsuitzendingen van de BBC van groot belang. Daarnaast zorgde de Regeringsvoorlichtingsdienst, waar van de duizend krachten die bij de departementen werkten, ongeveer honderd in dienst waren, er voor dat vanaf de herfst van 1941 regelmatig exemplaren van het maandblad De Wervelwind in mini-formaat boven bezet gebied werden afgeworpen.
Toen de bezetter er in de zomer van 1943 toe overging om alle radio's in beslag te nemen, werd aan De Wervelwind het nieuwsblad De Vliegende Hollander toegevoegd dat aanvankelijk nogal onregelmatig en in een niet zo grote oplaag door vliegtuigen werd verspreid. Maar vanaf de herfst van 1944 werden vrijwel dagelijks vele tienduizenden exemplaren boven de steden in alle provincies benoorden de grote rivieren afgeworpen en vond in dat soort bladen de bewijzen dat wat Nederland, ook na de val van Indië, nog aan krachten in de vrije wereld had, voor de oorlog werd ingezet. En dan denk ik in de eerste plaats aan de strijd ter zee.
Alles wat de Geallieerden voor hun offensieven nodig hadden: troepen, wapens, moest overzee worden aangevoerd. Hetzelfde gold voor een deel van het voedsel in Engeland en van de grondstoffen de Engelse wapenindustrie. Snelle schepen, passagiersschepen bijvoorbeeld, gebruikt voor troepenvervoer, staken op eigen gelegenheid de oceanen over, maar de langzamere vrachtschepen werden samengevoegd tot konvooien die tenslotte wel honderdvijftig schepen gingen tellen.
Op die konvooien werd jacht gemaakt door de gevreesde Duitse U-Boote. Soms konden die U-Boote boven water hun aanvallen uitvoeren. Maar ook de Duitse marine-eenheden en gecamoufleerde Duitse vrachtschepen die zwaar bewapend waren, de zogenaamde Merchant raiders, konden een gevaar zijn. Ook werden zelfstandig varende schepen of konvooien als zij in de buurt van Europa kwamen, aangevallen door de Luftwaffe. Aanvankelijk hadden veel schepen nauwelijks afweermiddelen. Na enige tijd hadden zij die alle wèl. Natuurlijk maakten de Geallieerde marine-eenheden jacht op de U-Boote. Aan deze jacht op de U-Boote namen ook vliegtuigen deel. Die vliegtuigen dwongen de U-Boote onder water te blijven. Later in de oorlog werd aan verscheidene olietankers, ook aan twee Nederlandse, een vliegdek toegevoegd. Zo'n vliegdekschip zorgde er voor dat de U-Boote overdag uit de buurt bleven.
De strijd ter zee heeft tot in de eerste maanden van 1943 bij de Geallieerde oorlogsleiders tot grote benauwenis geleid: het tekort aan schepen werd nijpend. Nadien werd die strijd duidelijk gewonnen. In deze strijd heeft de Nederlandse passagiers- en vrachtvloot zware verliezen geleden. Van twintig als troepentransportschip ingezette passagiersschepen (het grootste, de 'Nieuw-Amsterdam', heeft meer dan een miljoen passagiers vervoerd, onder wie Geallieerde militairen en Duitse en Italiaanse krijgsgevangenen) zijn er zes tot zinken gebracht. Van de meer dan achthonderd (820) vrachtvaarders, tweehonderd kustvaarders inbegrepen, zijn er bijna vierhonderd (380) verloren gegaan. Aan zestienhonderd van de twaalfduizend Nederlandse opvarenden heeft deze strijd ter zee het leven gekost. Maar er zijn er veel meer geweest (ik schat wel achtduizend) wier schip op een Duitse mijn liep of eens of meermalen door een vijandelijke torpedo werd getroffen of werd beschoten.
Wie in die oorlogsjaren de oceanen bevoer, verkeerde dag en nacht in levensgevaar. Dat gold in het bijzonder voor het machinekamerpersoneel dat aan boord het verst verwijderd was van de reddingsmiddelen. Op één zo'n reddingsvlot hebben zich eens oorspronkelijk vijf opvarenden van een Nederlands schip weten te redden.
Twee Nederlandse zeelieden en een Amerikaanse militair waren nog in leven (zij hadden regenwater opgevangen en met hun blote handen vissen uit lot zee gepikt), toen zij gered werden nadat zij drieëntachtig dagen (en nachten) hadden rondgedobberd.
Het is heel begrijpelijk dat een aantal zeelieden (ze moesten varen, de regering had hun de vaarplicht opgelegd) is afgeknapt. Die mensen kregen dan een functie aan de wal, waar bijvoorbeeld in Londen bij het besturend orgaan, de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie, duizend krachten werkten. Aan de vaarplicht heeft zich ongeveer één op de veertig zeelieden onttrokken of trachten te onttrekken. Die mensen konden dan door de in Londen in 1941 geïnstalleerde Nederlandse rechtbank worden veroordeeld. Eén op de veertig is niet veel. De overigen konden dan wel af en toe steden als Londen gaan bekijken, maar als zo'n periode van verlof voorbij was, dan meldden ze zich weer aan boord en voeren uit, de gevaren tegemoet.
Dan was er de marine. Wat aan schepen tijdens de Meidagen uit Nederland was ontsnapt, werd onmiddellijk in dienst gesteld. Nieuwe schepen werden aangeschaft. Oude schepen van stal gehaald' en als het schip afgebouwd was, of klaar gemaakt voor de vaart kwam de koningin aan boord.
KONINGIN WILHELMINA
Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om aan commandant, officieren en verdere opvarenden van dit nieuwe schip een gelukkige vaart toe te wensen. Ik ben overtuigd dat eenieder, in het besef van de rechtvaardige zaak waarvoor wij strijden, tot het uiterste zijn plicht zal doen. Moge God u de gelegenheid schenken, de vijand te helpen verslaan, in het besef dat elke van Nederlandse zijde komende bijdrage tot de eindoverwinning het tijdstip nader brengt, waarop wij allen in een vrij en onafhankelijk vaderland zullen terugkeren. Weet, dat ik met mijn gedachten bij u zal zijn in uw moeilijke ogenblikken!
OPVARENDEN
Leve de koningin! Hiep, hiep, hoera!
KONINGIN WILHELMINA
Leve het vaderland! Hoezee!
De 'Jacob van Heemskerck' (de kruiser had camouflagebeschildering) beschikte over een geduchte luchtafweer. Hetzelfde gold voor de torpedobootjagers waarvan de 'Isaac Sweers' in november 1942 bij Frans Noord-Afrika door een U-Boot tot zinken werd gebracht.
De scheepsarts van deze torpedobootjager was een studievriend van mijn broer. Ik kende hem al jaren. Was de 'Sweers' in nEngeland, dan kwam hij mij opzoeken. Komt dan zo'n bericht over de 'Sweers', dan snel je naar het marinehoofdkwartier. 'Hebben jullie de verlieslijst al? Wie zijn er gered?' 'Komt u morgen terug.' En dan kom je terug. 'Bijna negentig opvarenden vermist - ja, ook de scheepsarts.' En wat kun je dan doen? Je schrijft via een contactadres in Portugal een brief aan zijn moeder en aan zijn zuster en je gaat door met je werk Deel van het interieur van de onderzeeboot 'O 23' Zo zijn ook van onze onderzeeboten enkele verloren gegaan.
Onze modernste boten waren overigens beter dan de Engelse. Goed werk is verder verricht door twee kanonneerboten en in de laatste oorlogsjaren door onze motortorpedoboten die menig gevecht met de kustwachteenheden van de Kriegsmarine hebben geleverd. En dan zijn, de hele oorlog door, Nederlandse mijnenvegers in de wateren om Engeland aan het werk geweest. Ook van die mijnenvegers gingen enkele verloren, en de oorlog ging door.
Dit wisten ook diegenen die de strijd in de lucht voerden. Uit ons land waren de instructeurs en de leerlingen van enkele vliegscholen van de Militaire Luchtvaart en de Marineluchtvaartdienst ontsnapt. Ook uit Indie kwamen de vliegscholen weg, waarna enkele honderden jongeren hun verdere opleiding kregen in de Verenigde Staten. De meesten werden van Australië uit ingezet, maar sommigen traden toe tot in Engeland al bestaande Nederlandse squadrons, ingevoegd in de Fleet Air Arm (dat waren de vliegers die geposteerd waren op vliegdekschepen of op Engelse vliegkampschepen). Anderen werden ingevoegd in Coastal Command. Dat waren de squadrons van de Marineluchtvaartdienst, die met zijn vijfhonderd bemanningsleden eerst gebruik maakte van Lockheed Hudsons en vervolgens van Mitchell-bommenwerpers.
Er was bij de RAF ook een Nederlands jager-squadron en dat squadron heeft zich bijzonder verdienstelijk gemaakt door van de V-1's (onbemande vliegtuigjes met een explosieve lading) die Hitler van juni 1944 af in de richting van Londen lanceerde, meer dan honderd boven open terrein neer te schieten of tot ontploffing te brengen. Van diegenen die aan al deze luchtoperaties deelnamen (er waren ook Nederlanders bij de gronddiensten), is ongeveer een derde gesneuveld.
Minder gesneuvelden had onze van Engeland uit ingezette landmacht: de Prinses Irene-brigade. De ongeveer zevenhonderd Nederlandse militairen die zich na de Meidagen van 1940 in Engeland bleken te bevinden (de meesten het restant van troepen die uit Zeelandzuidwaarts waren getrokken), verlieten spoedig Londen om in een tentenkamp in Wales, teneinde verwarring tegen te gaan, in Engelse waar uniformen gestoken te worden. In de herfst vertrok de brigade naar een kazernekamp in Wolverhampton, niet ver van Birmingham, in totaal tegen de vijftienhonderd militairen terechtkwamen. Het betrof hier zowel vrijwilligers als dienstplichtigen omdat de regering in alle geallieerde landen voor Nederlanders de dienstplicht had afgekondigd. Zij heeft daar weinig plezier aan beleefd.
Vele Nederlanders die toen in Zuid-Afrika woonden (hoofdzakelijk mensen die in de jaren van de diepe crisis waren geëmigreerd), voelden er niets voor om op te komen. In Canada, dat zelf geen dienstplicht had, had de regering geen rechtsmiddelen en in de Verenigde Staten was de animo ook niet groot. Wie daar in dienst wilde gaan, deed dat liever bij de Amerikanen.
In het troependepot voor het Amerikaanse halfrond dat zich in Canada bevond, waren begin 1942 maar veertig rekruten aanwezig. Zij werden gecommandeerd door een grote staf van officieren. Een van die officieren schreef in een rapport: 'Ik heb het gelukkig nog druk met mijn eigen zaken' (hij was in de drankhandel) 'anders zou ik mij geen raad weten.' Het depot in Canada waar in totaal elfhonderd militairen zijn opgeleid, is eind 1943 opgeheven.
Door dit alles werd de brigade een nogal vreemd allegaartje. Uit frustratie gingen sommigen over naar de opleiding voor de Commando-eenheden. Dat leek hun zinvoller dan het werk op het land dat de brigade, gegeven het gebrek aan landbouwkrachten, in de zomer te verrichten kreeg. Maar in de loop van 1943-1944 is de brigade, versterkt met ruim honderd mariniers, toch een goede gevechtseenheid geworden. De brigade heeft vanaf begin augustus 1944 deelgenomen strijd in Normandië. Ze is, voordat ze Nederland binnentrok, ook in België ingezet. Er waren uit haar rijen tegen het einde van de oorlog ruim veertig militairen gesneuveld.
Dan Suriname en de Antillen. Suriname was voor de Amerikanen van kardinale betekenis omdat daar het bauxiet (aluminiumerts) gewonnen werd dat zij nodig hadden voor hun militaire vliegtuigen. Van de honderdduizenden Amerikaanse militaire toestellen is twee derde gebouwd met aluminium, gesmolten uit het Surinaamse bauxiet. De petroleumraffinaderijen op Curaçao en Aruba waren van nog groter belang voor de Engelsen. De toestellen van de Royal Air Force vlogen grotendeels op benzine die op de Nederlandse Antillen geraffineerd was.
Er was in beide gebieden geen dienstplicht en het aantal vrijwilligers dat zich kwam aanmelden was niet groot: ongeveer driehonderd in Suriname, ongeveer driehonderd op de Antillen. Wel werd prinses Juliana in deze oorlogsjaren zowel in Paramaribo als, enige tijd later, in Willemstad op Curaçao met hartelijkheid ontvangen. Maar als men op dat beperkte aantal vrijwilligers let, kan men toch niet zeggen dat het denkbeeld van de rijkseenheid diepe wortels had geslagen in de West. Prinses Juliana kwam voor deze bezoeken uiteraard uit Canada, waar zij zich wijdde aan de zorg voor de twee kleine prinsesjes. In januari 1943 kwam er een derde prinses bij: Margriet. Toen zij gedoopt werd, traden mannen van de koopvaardij als peten op.
Omstreeks deze tijd nu, begin 1943, was van de goede verhouding tussen koningin Wilhelmina en minister-president Gerbrandy niet veel overgebleven. Er was tussen hen beiden geen verschil van mening ten aanzien van Nederlands deelneming aan de Geallieerde oorlogvoering. Ook waren zij het eens dat, ter leniging van de nood die na de bevrijding te verwachten viel, hoofdzakelijk in de Verenigde Staten, Canada en Argentinië grote voorraden grondstoffen voor levensmiddelen, textiel en schoeisel alsmede tabak werden opgeslagen.
Ook wilden zij beiden dat, om te voorkomen dat na de bevrijding, terwijl de oorlog tegen Duitsland nog voortduurde, in ons land het gezag zou worden uitgeoefend door Amerikaanse of Engelse militairen, een onder de Geallieerde opperbevelhebber, generaal Eisenhower, ressorterende, Nederlandse militaire organisatie zou worden opgebouwd: het Militair Gezag. Dit Militair Gezag zou de aanwijzingen van de regering volgen en op zijn beurt aanwijzingen geven aan de gemeentelijke en provinciale besturen. De organisatie werd in Londen opgebouwd door een hoge militair, kolonel (later generaal) Kruls. Eisenhowers hoofdkwartier keurde goed dat zij in eerste instantie uit ruim zevenhonderd krachten zou bestaan, onder wie een kleine tweehonderd officieren, dat wil zeggen burgers die tijdelijk tot officier werden benoemd.
Waar lag dan dat verschil van mening tussen de koningin en Gerbrandy? Wilhelmina leefde vanuit het visioen van een totaal vernieuwd Nederland dat na de bevrijding moest worden opgebouwd. Zij was een dominerende persoonlijkheid en zij wilde meer macht. Maar toen zij in 1898 als achttienjarig meisje werd ingehuldigd, had zij de eed op de Grondwet afgelegd die bepaalde dat alleen de op een meerderheid in het parlement steunende ministers voor het regeringsbeleid verantwoorden, maar vanaf midden 1942 een toen geïnstalleerde Buitengewone Raad woordelijk waren.
In Londen was er evenwel geen parlement, alleen van Advies (daar zaten ook Engelandvaarders in) die slechts beperkte bevoegdheden had. Dat betekende dat als de koningin weigerde een concept-wetsbesluit dat haar niet zinde te ondertekenen, geen ministers machtsmiddel hadden om haar toch haar handtekening te laten zetten. Het parlement ontbrak. Wat de koningin wilde was een wijziging van de Grondwet waarbij zij boven de ministers zou worden geplaatst en de hoofdlijnen van het beleid zou kunnen aangeven. Die wijziging moest tot stand worden gebracht volgens de regels die de Grondwet zelf aangaf.
Ze wilde dus na de bevrijding een kabinet hebben dat een concept-wetsvoorstel zou maken. Dat voorstel moest met minstens tweederdemeerderheid aangenomen worden door het parlement. Maar welk parlement was dat? Van de Tweede Kamer die in 1937 gekozen was, dacht zowel de koningin als het Londense kabinet dat ze niet langer representatief was. Er moest dus na de bevrijding eerst een noodparlement komen. Daarvan moesten de leden worden benoemd en de koningin vertrouwde dat in dat noodparlement de illegaliteit die, dacht zij, het geheel met haar eens was, de toon zou aangeven.
Ik moet hierbij vermelden dat koningin Wilhelmina in bezet Nederland een grote naam had gekregen. Meer dan dertigmaal sprak ze over de radio de mensen toe: uitnemende toespraken, strijdvaardig, menselijk. Dat zij in 1940 verhinderd had dat de regering naar Indië verdween en dat zij De Geer terzijde had geschoven, wist men natuurlijk wat mensen die toen dachten dat zij ons na de oorlog, maar moest leiden. Dat dachten ook vele Engelandvaarders. Al die meestal jonge mensen van werden door de koningin ontvangen en met verscheidenen voerde ze na zo'n eerste ontvangst lange gesprekken. Maar Gerbrandy en de overige ministers alsook de leiders van de vooroorlogse partijen in bezet gebied, wier opinie Gerbrandy via Zwitserland had ingewonnen, wezen de Grondwetswijziging welke de koningin begeerde, af. De koningin zou volgens hen, als zij het beleid bepaalde, een centrum van verdeeldheid kunnen worden.
Er is van dat voornemen van koningin Wilhelmina niets terechtgekomen. In haar plannen had zij een belangrijke plaats toegedacht aan prins Bernhard Hij leefde in die jaren in Engeland met hart en ziel met de strijdkrachten mee. Hij leerde ook vliegen. Hij maakte daar zelf een film van en verzorgde ook opnamen van vluchten die hij in 1944, zonder dat de koningin dat wist, met een Amerikaanse bommenwerper maakte waarmee hij boven bezet Frankrijk opereerde.
Hem wilde de koningin benoemd zien tot opperbevelhebber van land- en zeemacht, hetgeen van belang kon zijn omdat dan het hele apparaat van het Militair Gezag onder hem zou ressorteren. Maar die benoeming ging niet door: de Geallieerde opperbevelhebber, generaal Eisenhower, had geen behoefte er een Nederlandse opperbevelhebber bij te krijgen.
Er kwam nog een tweede tegenslag voor de koningin. Eind september 1944 nodigde zij met een telegram aan een van de geheime agenten (een telegram waar het kabinet geen weet van had) de illegaliteit in bezet gebied uit om een delegatie van vijf man naar haar toe te sturen voor overleg over haar plannen en ook over de samenstelling van het noodparlement. Een voorstel daarvoor dat haar door alle ministers was voorgelegd, had ze geweigerd te tekenen. Deze delegatie zou via de Biesbos naar het bevrijde zuiden kunnen oversteken, maar het telegram van de koningin leidde alleen maar tot heftige debatten.
Veel illegale groepen vonden dat de illegaliteit zich met de naoorlogse politiek niet moest bezighouden en het eind van het lied was dat er helemaal geen delegatie vertrok. Het enige wat de koningin toen nog bereikte was dat, nadat het kabinet-Gerbrandy uiteen was gevallen, er begin 1945 een nieuw kabinet kwam. Dit bestond hoofdzakelijk uit personen uit het bevrijde zuiden die zij zelf had uitgekozen. Van Gerbrandy wilde ze af, maar Van Kleffens, de minister van Buitenlandse Zaken, maakte haar duidelijk dat deze wegens zijn uitstekende naam bij de bondgenoten onvervangbaar was. In maart 1945 bracht de koningin een bezoek aan het bevrijde zuiden waarbij zij in Zeeuws-Vlaanderen voor het eerst na bijna vijf jaar weer Nederlandse bodem betrad. Na de bevrijding van het hele land voerde zij reeksen gesprekken waaruit voortvloeide dat zij Schermerhorn en Drees opdracht gaf het eerste naoorlogse kabinet te formeren.
🧩Maar het punt van de Grondwetswijziging bracht zij niet meer ter sprake. Zij heeft dat, heeft Drees mij eens bericht, ook nadien nooit gedaan. En er kwam (ik voeg eraan toe: gelukkig) in de staatkundige positie van de draagster, of drager, van de kroon- wijziging.
Toen in mei 1945 het hele land was bevrijd, viel dat niet samen met het einde van de Tweede Wereldoorlog. In het Verre Oosten woedde deze nog in volle hevigheid. Juist toen was in Nederlands-Indië, waar nog maar enkele punten waren bevrijd, op het olie-eiland Tarakan felle strijd gaande. Overal elders in de archipel waren de Japanners nog de baas. Het was vanaf maart 1942, toen op Java de commandant van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger had gecapituleerd, voor de regering in Londen een punt van voortdurende zorg geweest, hoe Nederlands-Indië bevrijd en hoe het Nederlands gezag daar hersteld kon worden.
Uit Indië was op het laatste moment de luitenant-gouverneur-generaal, Van Mook, ontsnapt en onder de paar hooggeplaatsten die hij had meegenomen, bevond zich de Indonesiër Soekarno die op dat moment de hoogste positie bekleedde die een Indonesiër kon bereiken: lid van de Raad van Nederlands-Indië (je zou kunnen zeggen: de Indische Raad van State). Hij was een Javaanse bestuursaristocraat. Hij en Van Mook werden in Londen tot ministers benoemd. Van Mook betoogde daar dat wij de Indonesiërs in politiek opzicht iets te bieden moesten hebben en dit mede daarom omdat de Amerikanen, van wie wij verwachtten, dat zij de Japanners zouden verslaan, tegen alle kolonialisme gekant waren en niets zagen in een ongewijzigde voortzetting van het Nederlands bewind.
Koningin Wilhelmina bezocht in de zomer van 1942 de Verenigde Staten. Het was president Roosevelt die haar ervan overtuigde dat Nederland de Indonesische nationalisten tegemoet moest komen. Soejono zei in de vergaderingen van het kabinet dat tegemoetkoming niet zouden helpen als daartoe niet ook de erkenning, in beginsel, van Indonesiërs recht op zelfbeschikking. Maar dat ging alle ministers, ook Van Mook, te ver en het gevolg was dat in een toespraak die de koningin in december 1942 hield ('de 7 december-afspraak'), niet méér werd gezegd dan dat Indië (en Suriname en de Antillen) na de oorlog als deel van het Koninkrijk een aan Nederland gelijkwaardige plaats zou innemen.
Die toespraak drong overigens helemaal niet tot Indië door. Het was voor de regering een groot nadeel dat Indië verdeeld was over twee operatiezones. Sumatra behoorde tot de Engelse zone omdat het de Engelsen was te doen om de herovering van Singapore. Maar de hele rest van Indië behoorde tot de zone waar de Amerikaanse generaal MacArthur, die van de Filipijnen ontkomen was naar Australië waar hij zijn hoofdkwartier in Brisbane had, alle operaties leidde.
Tegen Malakka en Singapore werd vanuit Ceylon geageerd. Op Ceylon was het hoofdkwartier van admiraal Helfrich. In Australië, een werelddeel dat zo groot is als half Europa, kwamen de meeste Nederlandse en Indische strijdkrachten terecht. Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger kreeg er uiteindelijk een drieduizend man bijeen waartoe ook de zeshonderd vrijwilligers van de Antillen en uit Suriname behoorden. Er werd verder in een apart kamp, niet ver van Brisbane, een technisch bataljon gevormd. Aan de oorlogvoering werd deelgenomen door een squadron bommenwerpers en een squadron jagers.
Deze luchtstrijdkrachten behaalden soms successen. De torpedobootjager Tjerk Hiddes' maakte zich verdienstelijk door de strijdkrachten van het Knil en Australiërs te evacueren van Timor, waar zij bijna van de een jaar de guerrillastrijd tegen de Japanners hadden volgehouden. De kruiser 'Tromp' nam in 1944 tweemaal deel aan beschietingen haven Sabang bij Noord-Sumatra. Ook ondervonden MacArthurs operaties belangrijke steun van de uit Indië ontkomen vrachtschepen.
Maar al deze Nederlandse krachten bijeen (die dan ook nog over twee operatiezones waren verdeeld) hadden natuurlijk niet veel om het lijf en het was verder een groot nadeel dat de Nederlandse autoriteiten vrijwel geen berichten uit bezet Indië kregen. Zij konden wel luisteren naar de Japanse radio-uitzendingen, maar van Ceylon uit lukte het pas in de zomer van 1945 om een paar geheime agenten boven Noord- Sumatra af te werpen, en alle van Australië uit ondernomen pogingen om geheime agenten op Java in te zetten mislukten. Er zijn nota bene ook blanken bij gebruikt die natuurlijk onmiddellijk opvielen en gearresteerd werden door de Indonesiërs.
Van Mook besefte dat Nederland veel te zwak was om heel Indië te heroveren. Zijn conceptie was dat de eigenlijke strijd gevoerd moest worden door de Amerikanen en, op Sumatra, door de Engelsen. Het gemilitariseerd bestuur dat in eerste instantie zou worden ingesteld, de Nederlands-Indisch Civil Administration, de Nica, moest worden gesteund door ongeveer dertigduizend lichtbewapende Nederlandse troepen, de gezagsbataljons, die in Australië zouden worden geoefend. Verder zou nog in Indië een mariniersbrigade worden ingezet die haar oefening zou krijgen in de Verenigde Staten.
In april 1944 landden de Amerikanen op Nederlands Nieuw-Guinea, bij Hollandia. Van Mook ging er op inspectie. Hij wist dat hij op MacArthur kon rekenen, maar de beslissing welke operaties diens strijdkrachten zouden ondernemen werd niet door die opperbevelhebber, maar in Washington genomen. Daar voelde niemand er voor betrokken te worden in de moeilijkheden die wellicht op Java te verwachten waren.
MacArthur kreeg verlof het eiland Tarakan te heroveren en na Tarakan ook nog het oliewingebied Balikpapan. Begin juli 1945 werd daar met steun onder meer van de kruiser 'Tromp' een landing uitgevoerd. Precies als op Tarakan namen ook hier eenheden van het Knil aan de gevechten deel. Toen de strijd afgelopen was, begon de Nica met het uitdelen van voedsel en werd de wederopbouw ter hand genomen. Maar MacArthurs voorstel om vervolgens met vier divisies te landen op Java was in Washington afgewezen.
Er volgden nog meer ernstige tegenslagen. Ten eerste vielen alle Nederlandse schepen en grenzen onder de geallieerde oorlogsvoering en kon het kabinet Schermerhorn deze niet vrijgeven voor
zijn eigen daden.
Zelden of nooit zal misschien een kabinet in ons land zijn opgetreden onder zwaarder omstandigheden dan thans het geval is", begon premier Wim Schermhorn, leider van het eerste na-oorlogse kabinet, vandaag
zijn NOS rede voor radio Herrijzend Nederland.
Samen met Willem Drees, de bestuurlijk ervaren en gematigde sociaal-democraat, had Schermerhorn, zelf een groot voorvechter van bestuurlijke vernieuwing, eind vorige maand de opdracht gekregen van koningin Wilhelmina om een tijdelijk kabinet van nationale eenheid te formeren. Daarin zou iedere prominente stroming vertegenwoordigd moeten zijn.
Ten tweede trok de Australische regering haar toezegging dat de gezagsbataljons in haar land konden worden geoefend, in. Ten derde werd buiten voorkennis van het kabinet op de dag waarop Japan capituleerde, 15 augustus 1945, door de Verenigde Staten en Engeland vastgesteld dat heel Indië tot het Engelse gezagsgebied behoorde.
Daar bezat de opperbevelhebber, admiraal Mountbatten, niet in de verste verte de krachten om in dat hele immens grote gebied effectief op te treden. Ten vierde werd twee dagen na Japans capitulatie in Djakarta de Republiek Indonesië uitgeroepen. Dat was een volslagen verrassing. De Nederlandse autoriteiten kenden wel de namen van de militaire en semimilitaire korpsen die door de Japanners waren opgericht, maar zij wisten niet in welke mate het Japans fanatisme had aangeslagen.
En zo eindigde deze laatste fase van de Tweede Wereldoorlog met een pijnlijk contrast tussen het kleine Nederland dat in onvoorziene moeilijkheden was beland, en de Verenigde Staten die de macht hadden om, als zij dat wilden, in Japan zelf te landen. Het nieuwe wapen dat Amerika gebruikte, gaf de doorslag. Japan capituleerde en terwijl de Indonesiërs op Java, maar ook elders duidelijk maakten dat zij niets van de terugkeer van het Nederlands gezag wilden weten, kwam een hoge Japanse delegatie in de Baai van Tokio aan boord van het Amerikaanse slagschip 'Missouri' om daar geconfronteerd te worden met de macht van de overwinnaar in de persoon van generaal MacArthur. Deze was begin 1942 verdreven van de Filipijnen en was nu woordvoerder van Amerika en al zijn bondgenoten.
Japan was verslagen maar Nederland raakte Indie kwijt. Zien wij nu hoe na 1945 de dekolonisatie zich in de hele wereld heeft afgetekend, dan staat wel vast dat Indonesië hoe dan ook onafhankelijk zou zijn geworden. De overdracht van de soevereiniteit vond vier jaar na onze bevrijding plaats in het Paleis op de Dam in Amsterdam en wij moeten, meen ik, die versnelling in Indië's ontvoogding zien als een van de belangrijkste gevolgen die de Tweede Wereldoorlog voor ons land heeft gehad.
De Terugkeer van Wilhelmina in Nederland vond plaats op 13 maart 1945, toen zij na vijf jaar ballingschap in Londen terug keerde en Zeeuws-Vlaanderen binnenstapte. Wilhelmina de Koningin van Nederland groeide uit tot een symbool van verzet tegen de Duitsers. Vooral haar toespraken voor Radio Oranje maakten grote indruk en hadden invloed op het Nederlandse verzet tegen de Duitsers.
↪ HOME Prof. Dr. Loe de Jong
NEDERLANDERS IN DE VRIJE WERELD
↪ DE BEZETTING NA 50 JAAR
↪ HOME SITE MENU
↪ SITE MENU — DUTCH KINGDOM MENU
Comments
Post a Comment