DE DIENAAR VAN DE STAAT

Bernhard en Bea,
Het Einde van Oranje

Bij de moord op Willem in 1584 was zijn zoon Maurits 17 jaar. Op aandringen van Johan van Oldenbarnevelt-landsadvocaat en in feite de belangrijkste ambtenaar van Holland-werd de jonge student tot stadhouder benoemd. 

Translate
📚 Dutch Version
📚 English Version

Toen de Franse hertog en de Engelse koningin geen soeverein van de Noordelijke Nederlanden wilden worden, kreeg Maurits zijn grote kans. De Staten benoemden hem tot kapitein-generaal, opperbevelhebber van alle Staatse troepen en hij kreeg naast Holland en Zeeland ook het stadhouderschap van Utrecht, Gelderland en Overijssel.

Dienaar van de Staat De Staten-Generaal besloot bovendien om geen nieuwe soevereine vorst te zoeken. Zo ontstond de Republiek der Verenigde Nederlanden, niet de eerste republiek in de wereld (vroeger waren Griekenland en Rome en in die tijd Venetië, Genua en Zwitserland ook al republieken), maar wel het eerste land in Europa waarbij de soevereiniteit niet berustte bij een erfelijk vorst, maar bij de burgers, de notabelen en regenten die de Staten-Generaal vormden. 

De stadhouder was niet langer in dienst van een soevereine koning, hij werd de dienaar van een paar gewesten. Die betaalden Maurits' inkomen en financierden zijn veldtochten. Ze waren duidelijk de baas: bij elke veldtocht stuurden ze iemand mee die moest controleren of de stadhouder niet te veel uitgaf. Bij iedere overwinning gaven ze hem een 'bonus' waardoor hij steeds machtiger en rijker werd. Hij kon de schulden van zijn vader afbetalen, en als bijna vanzelfsprekend ontving Maurits de hoge Engelse Orde van de Kousenband, die hem vorstelijke allure gaf. 

De Staten, zijn werkgevers, waren niet blij met de onderscheiding. Zij hadden Filips niet afgezworen om er een nieuwe baas voor in de plaats te krijgen. Ze wilden vrede en herstel van de handel. Het dienen viel Maurits zwaar en dat leidde tot een machtsstrijd. De Staten van Zeeland hadden nog wel begrip voor zijn vorstelijk vertoonden zijn neiging zich te vergelijken met de Romeinse veldheer en keizer Julius Caesar, maar de Hollandse regenten vonden dat Maurits geen kapsones moest hebben, zij wensten duidelijk te maken dat hij in hun dienst was. Zijn benoeming had hij aan hen te danken.

Maurits kon het moeilijk verkroppen dat Holland steeds meer bezwaar ging maken tegen zijn geldverslindende veldtochten en geen boodschap had aan uitbreiding van het grondgebied van de Republiek- Maurits' vurige wens. Maurits had zich verzet tegen een staakt-het-vuren, maar hij moest in 1609 toegeven en een (Twaalfjarig) Bestand sluiten. Zijn halfbroer en opvolger Frederik Hendrik wilde zelfs na bijna tachtig jaar nog geen vrede met Spanje. Dus had ook Frederik Hendrik ernstige wrijvingen met de Staten van Holland. Frederik Hendrik, de Steden dwinger, wist zijn broodheren grandioos te bespelen. 

Hij slaagde er in om een kerngroep van de Staten-Generaal, het 'Secreet Besogne', geheel naar zijn hand te zetten. Hij benoemde zelf de leden van dit 'geheim karwei' en hield de vergaderingen bij hem thuis op het Oude Hof, het tegenwoordige paleis Noordeinde. Hij regelde al vroeg dat zijn zoon, de latere stadhouder Willem II, al zijn politieke en militaire functies zou erven. 

Overal in de steden en gewesten zette hij trouwe aanhangers op de belangrijke posten. De Franse gezant in Den Haag sprak de stadhouder, op last van de grote Franse staatsman Richelieu, aan als 'Son Altesse'. De staten konden niet achterblijven en gaven met knarsende trots hun dienaar de titel 'Zijne Hoogheid'. Pas toen Frederik Hendrik ziek werd en tekenen van dementie begon te vertonen durfden de Staten kritiek uit te oefenen op zijn levenswijze en te vertellen dat zij de baas waren. Uiteindelijk stierf hij een jaar voor de Vrede van Munster in 1648 werd getekend. 

En op zijn sterfbed zei prins Frederik Hendrik, die als geen ander had gestreefd naar koninklijke waardigheid: 'Ik ben 's Heeren Staeten dienaar'. Uiteindelijk wist hij precies wat zijn positie was: uitvoerder van de wil van de Staten-Generaal. Ongeveer zoals de constitutionele monarch van deze tijd.

Amsterdam Aangevallen 

Met zijn zoon kregen de Staten van Holland het ook lastig. Stadhouder Willem II, 21 jaar oud toen hij zijn vader opvolgde, was een heetgebakerd persoon. Ook hij had willen doorvechten en de Zuidelijke Nederlanden willen veroveren inclusief Antwerpen waaruit zijn grootvader indertijd had moeten vluchten. Oranjes hadden belang bij oorlogen, ze glorieerden op het slagveld, erg vredelievend waren ze niet. Toen zijn schoonvader, de Engelse koning Karel I werd onthoofd, wilde hij meteen met een vloot naar Engeland varen. 

De Staten van Holland weigerden het avontuur te financieren en Willem beet in het zand. Hij zou Holland mores leren. Hij zag zijn kans schoon, toen de Staten van Holland grote bezuinigingen op het leger aankondigden. De Tachtigjarige Oorlog was voorbij, de vrede getekend en de schuldenlasten waren astronomisch hoog. Holland, dat het leeuwendeel van de oorlogskosten voor zijn rekening had genomen, wilde de helft van het dure huurleger afdanken. Willem was razend en beraamde samen met zijn achterneef Willem Frederik van Nassau, de stadhouder van Friesland en Groningen deze twee provincies benoemden hun eigen stadhouder een aanval op Amsterdam.

De twee neven wisten de Staten-Generaal ervan te overtuigen dat Holland gevaarlijk spel speelde. Dat Holland met zijn vloot een vrije zee voor de handel wilde, maar dat de zes andere gewesten ook nog een vijand vanaf het land hadden te vrezen. De Amsterdamse regenten trokken, schreef Willem Frederik in zijn dagboek, alle macht naar zich toe en zetten de eenheid van de Republiek op het spel. De twee stadhouders hadden, meenden zij, geen andere keus: ze moesten Amsterdam bezetten. Willem rekende op steun van het volken begon opruiende pamfletten te verspreiden. 

De Friese neef maakte een plan om bij de stadspoorten van Amsterdam tussen het werkvolk dat daar 's ochtends vroeg stond te wachten tot  ze opengingen, soldaten van Willem te zetten die orde en rust in de stad zouden kunnen handhaven. Om de steun van de Staten-Generaal te behouden stelde Willem nog eenmaal voor om een commissie van goede diensten, met hemzelf aan het hoofd, naar de Hollandse steden te sturen om hen op andere gedachten te brengen. De Hollandse regenten lieten zich niet vermurwen, sommige steden weigerden zelfs de stadhouder te ontvangen. Amsterdam wilde de stadhouder wel te woord staan, maar meer dan een beleefdheidsbezoek zou het niet mogen zijn. Willem hield de eer aan zichzelf, weigerde te komen en was nog meer overtuigd dat hij snel moest handelen.

De Hei bij Hilversum

De aanval op Amsterdam zou op 30 juli plaatsvinden en de nacht ervoor zouden soldaten vanuit Gelderland naar Amsterdam komen. Ergens in de buurt van Abcoude zou Willem Frederik hen ontmoeten. Willem II zelf bleef in Den Haag, waar hij afgevaardigden van de Staten van Holland liet arresteren en in de staatsgevangenis Fort Loevestein gevangen liet zetten.

In het Rampjaar 1672 veroverde de bisschop van Munster grote delen van Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen. Coevorden kwam in handen van de bisschop, maar werd door Groningers onder leiding van generaal Rabenhaupt heroverd.

Het gebied tussen Hilversum en Amsterdam was heideland. Het was tamelijk woest, er liepen geen goede paden, er was hier en daar een karrenspoor, maar verder waren er geen aanknopingspunten voor wie er de weg niet kende. Tegenwoordig is er bij Abcoude geen hei meer te zien, maar huizen; Amsterdam komt met zijn gebouwen en torens steeds dichter bij, overal zijn flats, het AMC is vlakbij en het geluid en geblikker van auto's verraadt een snelweg in de buurt.

In de avond kwamen de soldaten in Hilversum aan. Het was donker en een gids zou hen naar Abcoude brengen. Toen begon het onbedaarlijk te regenen en te onweren en de mannen raakten totaal de weg kwijt. Karrensporen waren uitgewist en na lang dwalen vonden de aanvoerders alsnog de weg naar Abcoude. Maar toen zij in Abcoude aankwamen, bleken zij tien van de veertien compagnieën te hebben verloren. De verdwaalde troepen bleven dolen over de Hilversumse heide en legden zich uiteindelijk inslapen. 

In de vroege ochtend kwam de postbode uit Hamburg te paard langs, op weg naar Amsterdam. De beide Willems hadden er niet aan gedacht de weg naar het oosten af te grendelen. De postbode zag de soldaten en waarschuwde ogenblikkelijk het Amsterdamse stadsbestuur. Dat vergrendelde de stadspoorten, riep de schutterij op, maakte de kanonnen op de wallen schietklaar en zette stukken land onder water. Er is één kogel afgevuurd en die raakte een koe in haar bil. Verder gebeurde er niets.

Willem Frederik trok zich terug in zijn hoofdkwartier aan de Amstel. Hij durfde niet verder, hij begreep dat het plan was mislukt. Hij stuurde een boodschapper naar Willem in Den Haag die zo razend werd dat hij 'stampvoetende van spijt' zijn hoed op de vloer gooide.

Drie maanden na de mislukte tocht naar Amsterdam, werd Willem na een dag jagen in de 'Onzalige Bossen' bij Dieren ziek. Hij stierf op 6 november 1650 aan de pokken en plotselinge longontsteking-maar het gerucht ging in Driel dat hij door de Spanjaarden, die bang waren dat de oorlog hervat zou worden, vergiftigd was.  Stadhouder koning Willem III tijdens een jachtpartij op de hei bij Wolfheze. Schilderij uit 1691 door A.C.Beeldemaker.

Uiteindelijk kwam het tot onderhandelingen en die werden heel goed en succesvol door Willem gevoerd: de Amsterdamse burgemeesters Andries en Cornelis Bicker tegen wie Willems woede zich speciaal richtte, verdwenen van hun post. Amsterdam had ingebonden, het kon de strijd tegen de prins en de andere gewesten niet eeuwig voortzetten.

Stadhouder Willem II is 24 jaar oud geworden, te jong om uit te groeien tot een groot stadhouder, oud genoeg om te weten dat ook deze Oranje geen genoegen nam met de grenzen en beperkingen die aan het ambt van stadhouder gesteld waren. Amsterdam was niet rouwig om zijn dood, en bij een gift in de collectezak zat op de zondag na de dood van de prins een briefje: 'De prins is dood, mijn gave groot, geen blijder maar, in tachtig jaar'.

Rampzalige Gebeurtenis 

In 1651 besloten de Staten-Generaal in de Ridderzaal het stadhouderschap af te schaffen en daarmee Oranje buitenspel te zetten. Friesland, Groningen en Drenthe hielden hun eigen stadhouder uit het huis Nassau-Dietz. Schilderij door Dick van Deelen. De vaandels aan het plafond waren op de Spanjaarden buitgemaakt in de Tachtigjarige Oorlog.

Een week na de dood van Willem II werd zijn zoon geboren. Maar het stadhouderschap was niet erfelijk en de Staten van Holland wilden geen nieuwe stadhouder. Nu er geen veldheer nodig was, en er ook geen volwassen 'troonopvolger' voorhanden was, zagen ze hun kans schoon en in 1667 besloten ze zelfs dat Oranjes nooit meer stadhouder en opperbevelhebber mochten worden. De andere gewesten volgden Hollands voorbeeld.

Maar de Oranjes bleven tot de verbeelding spreken en in 1672 eindigde het Eerste Stadhouderloze Tijdperk dat in 1650 begonnen was. Toen werd de zoon van Willem II tot stadhouder en opperbevelhebber benoemd, het volk riep om Oranje. Hij moest de Republiek redden van de aanvallen van Frankrijk, Engeland, Keulen en Munster. Willem III was 21 jaar toen hij stadhouder werd. Het was precies honderd jaar geleden dat de Staten van Holland en Zeeland, gesterkt door de inname van Den Briel, in rebellie tegen Spanje Willem van Oranje tot stadhouder hadden gekozen.

In Londen, in de strak geometrische siertuin van het kasteel van Hampton Court is een klassieke heggendoolhof, een maze. Stadhouder Willem III, die in 1689 ook koning van Engeland werd, heeft dit buiten en deze doolhof aan laten leggen als een filosofische reflectie op de ingewikkeldheden van het leven. Misschien stond het Ramp jaar 1672 daarbij model, misschien beschouwde deze stadhouder-koning, die meer macht heeft gehad dan welke Oranje voor hem en na hem, zijn hele leven als een gecompliceerde doolhof.

Hij had een moeilijke jeugd achter de rug, over zijn kinderhoofd werd een machtsstrijd tussen zijn moeder Maria Stuart en grootmoeder Amalia van Holms uitgevochten. Hij wist dat de Staten-Generaal tegen zijn benoeming tot stadhouder waren tot ze niet anders meer konden in 1672. Hij was een stugge man, die de mensen in zijn omgeving uitgekiend gebruikte om z'n zin door te zetten en ze liet vallen als hij ze niet meer nodig had. Hij maakte zich er niet erg geliefd mee. 

Maar als stadhouder was hij uitstekend. Hij was evenals de Vader des Vaderlands, Willem de Zwijger, een man met visie. Beiden waren uiterst bekwame diplomaten die het achterste van hun tong nooit lieten zien en zeer pragmatisch, soms opportunistisch te werk gingen. De Amerikaanse oud-politicus Henry Kissinger beschouwt Willem III als één van de eerste waarachtige 'Realpolitiker'.

Willem van Oranje en Willem III waren beiden toonbeelden van tolerantie, maar ook die tolerantie had praktische redenen. Ze vonden het zinloos om iemand een religie of politieke mening op te dringen. Tolerantie betekende dat dissidenten niet vervolgd werden zolang zij zich kalm gedroegen. Het is iets anders dan vrijheid van godsdienst. Willem III hield van oorlog, hij geloofde dat God hem leidde door de vreselijke chaos in de gevaarlijke wereld. 

De vijandelijke troepen die de Republiek in 1672 binnengedrongen waren, had hij er in 1673 al uitgejaagd. Heel knap voor een jongen van tweeëntwintig die nauwelijks een militaire opleiding had gehad. Maar hij was niet bang en hij ging tamelijk roekeloos-een familietrek, graaf Adolf en zijn vader waren het ook vooraan de troepen het slagveld op. Hij had een rotsvast vertrouwen in de levenskracht en de duurzaamheid van de Republiek. 

Willems leven stond in dienst van de Republiek, wat niet betekende dat hij zich-zoals zijn grootvader Frederik Hendrik-"s Heeren Staeten ten dienaer' voelde. Integendeel, hij had een hekel aan de Staten en zou het liefst soeverein vorst van de Nederlanden zijn geweest. Maar hij begreep dat eigenbelang het best gediend werd met het behartigen van de belangen van de Republiek. Hij bewaakte de sterke positie van de Republiek en versloeg haar vijanden, en werd een Europees vorst met wie rekening moest wor- den gehouden. 

Muurschilderingen in Willems paleizen in Engeland laten dat zien, de portretten en borstbeelden van Willem en zijn vrouw Mary Stuart in Londen, en vooral ook de enorme plafondschildering in the Royal Naval College in Greenwich waarop Willem III en Mary Stuart staan afgebeeld met onder Willems voeten een verslagen Lodewijk XIV met een gebroken  zwaard. Dat is niet zomaar een stadhouder uit de Republiek, dat is een vorst met grandeur en allure, één van de belangrijkste spelers op het Europese toneel.

Friese Stadhouders

Prins Willem van Oranje was de eerste, stadhouder-koning Willem III was de laatste van de grote stadhouders. Hij was ook de machtigste en had die macht kunnen doorgeven aan zijn zoon, als hij die had gehad. Maar Willem III had geen kinderen en met zijn dood in 1702 kwam een eind aan de directe nakomelingen van Willem van Oranje in de mannelijke lijn.

Dit maakte het voor de Staten gemakkelijk om geen nieuwe stadhouder te zoeken. Bovendien was er geen oorlog. Het Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747) besloeg 45 jaar. In 1747 werd de Republiek, evenals in het Rampjaar 1672, weer van alle kanten aangevallen en eiste het volk opnieuw een Oranje die het land moest redden. Rechtstreekse afstammelingen (in mannelijke lijn) van Willem van Oranje waren er niet en de Staten deden een beroep op Willem Carel Hendrik Friso van Nassau, een achter-achterneef van Willem III die tot de Friese tak der Nassaus behoorde. De titel prins van Oranje was na de dood van Willem III op deze Nassaus in Leeuwarden overgegaan.

Op papier was deze eerste Friese stadhouder in de Republiek zelfs machtiger dan al zijn voorgangers. Hij werd voor het eerst in de geschiedenis benoemd tot stadhouder van alle zeven gewesten. Bovendien werd het stadhouderschap in vrouwelijke en mannelijke lijn erfelijk verklaard. De stadhouder werd ook automatisch opperbevelhebber van de strijdkrachten.

Het volk-en dankzij het volk was ook deze Oranje weer aan de macht gekomen-verwachtte dat de nieuwe stadhouder Willem IV een eind zou maken aan de corruptie van regenten en bestuurders. Hij had zijn kans kunnen grijpen, hij had alle sympathie, maar hij was ziekelijk en een weifelaar, en te krachteloos om partij te kiezen tegen de gevestigde orde, tegen de regenten die elkaar de baantjes toeschoven. Hij verloor de sympathie van het volk en weinigen treurden toen hij in 1751 overleed.

Van de macht van de Republiek was, vijftig jaar na de dood van Willem III weinig overgebleven, van de grandeur van de koning-stadhouder helemaal niets. Helaas, het stadhouderschap en het opperbevel der strijdkrachten waren inmiddels erfelijk geworden. De nieuwe stadhouder en opperbevelhebber, Willems jonge zoontje, was pas 3 jaar oud. 

Zijn moeder, Anna van Hannover, de dochter van de Engelse koning werd regentes, en na haar vroege dood nam 'de dikke hertog' van Hendrik onder de naam Brunswijk, die ooit door Willem IV aangesteld was tot veldmaarschalk in het leger, de opvoeding van het jonge prinsje ter hand.

Proppen staatspapieren

In 1766 werd Willem 18 jaar en aanvaardde hij plechtig het ambt van stadhouder. Maar ook de tweede Friese Oranje was totaal ongeschikt voor het stadhouderschap. Hij was een liefhebber van kunst, muziek en literatuur, en hield er een luisterrijk hofleven op na; hij legde een prachtige stenenverzameling aan, verzamelde schilderijen en had op Het Loo een dierentuin met exotische beesten. 

Maar staatszaken interesseerden hem niet, hij verfrommelde verveeld de stukken die hij te lezen kreeg en gooide ze achteloos in een hoek van de kamer. Hij wist zelf heel goed dat hij niet voor het vak deugde. 'Ik wenste dat ik dood was, dat mijn vader nimmer stadhouder was geworden... Ik gevoele dat ik gene bekwaamheid genoeg hebbe om aan't hoofd van zovele zaken te zijn', zei hij er zelf eens over.

De Amerikaanse kolonisten riepen in 1776 de onafhankelijkheid uit, het gistte in Frankrijk en ook in Nederland kwam er een beweging op van burgers, met name intellectuelen die meer invloed wilden in overheidszaken. Ze noemden zich 'patriotten' en zetten zich sterk af tegen de stadhouder en de prinsgezinden die aan de kant van Oranje stonden. De tegenstelling tussen deze twee groepen werd scherper, er werd fel gediscussieerd over wat men later democratie en volkssoevereiniteit zou gaan noemen. De Verlichting was doorgedrongen tot de Lage Landen.

Op 10 juli 1584 schiet Balthasar Gerards Willem van Oranje dood. Dat gebeurt in het Prinsenhof in Delft, waar Willem van Oranje zijn hof heeft. Willem van Oranje is dan 51 jaar oud. Zijn moordenaar Balthasar Gerards kan worden gepakt en wordt tot een verschrikkelijke dood veroordeeld. 

In dit explosieve klimaat veroorzaakte een pamflet groot tumult. Aan het Volk van Nederland, geïnspireerd door de Amerikaanse 'Declaration of Independance' verscheen anoniem in 1781. Veel later is bekend geworden dat het geschreven was door een Overijssels edelman, Joan Derk van der Capellen tot den Pol, die in dit buitengewoon welsprekende pamflet de vloer aanveegde met de Oranjes door de eeuwen heen en de strijd aanbond met de regenten van dit Ancien Régime. Aan het Volk van Nederland werd de leidraad voor de patriotten die de decadente Oranjes willen verdrijven.



Comments

Popular Posts

It's where they extort the Vatican by Political government extortion for economic bribery, unseen oppression against their own unknown citizens and protecting their self-interest, their fraudulent capitalism activity on a scale never seen before; ´Barbary cannibalistic animal misbehavior´.

All rights reserved not to António Guterres, but to the bribery unseen Barbarian Design of those Nations, that have made it possible that even the Security Council of the United Nations is accused of mass extinction, estimated 50 million dead innocent people. Secretary-General Guterres of the United Nations since 2017, came after Ban Ki-moon, and before him? Who was corrupted the office of the highest rang, on our most valuable assets, that we have build after World War II?

End of the log,

The Bonka Brown Coffee,
The Annan Dark Roasted.

Per Dòminum nostrum

431 Flectámus Génua Deus, qui mirabiliter creasti hóminem, et mirabilus redemísti; da nobis, quæsumus, contra oblectaménta peccáti, mentis rátione persístere; ut mereàmur ad ætérna gáudia perveníre. Per Dòminum nostrum J.C. Filium tuum.

Bounty Decoded

The act of separating the pure from the impure part of any thing (1:22). [150] Luth. Lib. de Captivated Babylon. [151] Calv. Inst. L. 3. C. 19. Sect. 14.