DE FEBRUARIE STAKING

Prof. Dr. Loe de Jong,
De voortvluchtige regering heeft achter de rug van het volk,
 ons land aan de zijde van de Geallieerden in oorlog gebracht.


DE FEBRUARIE STAKING

Er is in Amsterdam niet veel over van de vooroorlogse Jodenhoek. In een buurt waar ruim vijftigduizend mensen hebben gewoond, ruim de helft Joden, is een nieuwe Weesperstraat ontstaan die rekening houdt met het moderne verkeer en met de behoefte aan moderne kantoorruimte. En ook de Jodenbreestraat, niet ver daarvandaan, is onherkenbaar veranderd. Maar deze twee straten lopen nog steeds uit op het oude plein, met aan de ene kant de Portugese synagoge en aan de andere het complex van de Hoogduitse, waarin zich nu het Joods Historisch Museum bevindt. 

Page 81 tm 104 

En tussen deze twee getuigenissen van Joodse godsdienst zin en Nederlandse tolerantie staat de Dokwerker, het beeld van Mari Andriessen. Het is een herinnering aan de Februaristaking en aan wat als reactie daarop in heel Amsterdam in 1941 gebeurd is. Hoe is het tot deze staking gekomen, hoe heeft ze zich ontwikkeld, wat is haar effect geweest en wat haar betekenis? Als ik deze vragen aan de orde stel dan moet ik uitgaan van dat begin van de Jodenvervolging dat zich al in 1940 afspeelde. Toen was die vervolging erop gericht de Joden te isoleren en te maken tot een verpauperde groep. Naar dat doel werkte de bezetter toe met verordeningen en andere maatregelen die uitgevoerd werden door onze eigen overheid. Tegelijk mobiliseerde hij de NSB'ers, die kleine minderheid die aan zijn kant stond, om tegen de Joden te ageren.

Deze twee beleidslijnen werden doorgetrokken. Eind oktober 1940 werd bepaald dat alle Joodse bedrijven apart aangemeld moesten worden bij een Duits bureau. Dat gebeurde. Begin december werden de twintig leden van gemeenteraden en de acht van Provinciale Staten, die van Joodse afkomst waren, uit deze colleges verwijderd. Geen van de overige leden nam ontslag. Begin januari 1941 kwam het bericht in de pers dat de Bioscoopbond had bepaald dat Joden niet langer tot bioscopen mochten worden toegelaten. 

Begin februari kwam een verordening uit die inhield dat Joden niet langer universiteiten en hogescholen mochten bezoeken. De secretarissen-generaal hadden dat geslikt omdat de bezetter beloofd had dat de Joodse studenten die al studeerden, hun studie mochten voortzetten. Vier studentenbladen die protesteerden, werden verboden. Vervolgens werd begin 1941 via de departementen en hun organisaties aan alle artsen, apothekers, vroedvrouwen, advocaten en makelaars gevraagd om op te geven of zij van Joodse afkomst waren. Dit waren dus nieuwe Ariërverklaringen. En deze werden ingevuld.

Verordening 6 uit 1941

Van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied betreffende de aanmeldingsplicht van personen van geheel of gedeeltelijk joodschen bloeden.

Belangrijker (want algemener) nog dan dit alles was verordening 6 uit 1941. Ieder die van Joodse afstamming is (ook degene die maar één Joodse grootouder heeft), moet zich melden bij het gewone bevolkingsregister, om daar tegen betaling van één gulden een speciaal registratieformulier in te vullen. Op voorstel van een Nederlandse ambtenaar, het hoofd van de rijksinspectie der bevolkingsregisters, geschiedde de registratie daar en niet bij een Duitse instantie. Er was maar één persoon van Joodse afkomst voor wie die registratieplicht niet gold.


Arthur Seyss-Inquart war ein österreichischer Nazipolitiker, der 1938 vor dem Anschluss Österreichs zwei Tage lang als Bundeskanzler fungierte. Zu seinen Ämtern im nationalsozialistischen Deutschland gehörten die des stellvertretenden Gouverneurs von Hans Frank im Generalgouvernement des besetzten Polen und des Reichskommissars für die deutsch besetzten Niederlande.


Seyss-Inquart had persoonlijk een uitzondering gemaakt voor de man die hij zag als de garant voor een soepele integratie van de Nederlandse economie in de Duitse: de secretaris-generaal van Economische Zaken, Dr. Hirschfeld, wiens vader Joods was en die dus twee Joodse grootouders had.

De registratieplicht gold voor ruim honderdzestigduizend mensen, waaronder vijftienduizend met twee Joodse grootouders en zesduizend met één. Ze moesten allemaal hun adres opgeven. Daarna werden op last van de bezetter de persoonskaarten van Joden apart gemarkeerd in de bevolkingsregisters. De registratieformulieren werden zorgvuldig opgeslagen in Den Haag, in het Kleykampgebouw, bij de landelijke inspectie voor bevolkingsregisters.

Achteraf gezien was deze registratie rampzalig, maar in het hele land bleven niet meer dan tien of twintig Joden gewoon weg. Bovendien werkten de bevolkingsregisters ijverig en nauwkeurig. Het Duitse ambtsbericht van eind maart 1941 over de handhaving van verordening 6/41 vermeldt:

'Er is geen enkel geval geweest waarin het vermoeden is ontstaan ​​dat een plaatselijk kantoor de verwerking van de registraties opzettelijk heeft vertraagd of de uitvoering van de verordening heeft gesaboteerd.'

Dat nu de Februaristaking plaatsvond, in tegenstelling tot dit hele, zo verschrikkelijk soepele bestuurlijke proces, was een direct gevolg van die tweede beleidslijn van de bezetter. Vijfduizend man van de WA van de NSB werden in november 1940 naar Amsterdam gebracht voor een demonstratieve mars door het stadscentrum. Behalve belangstellenden die de Hitlergroet brachten, waren er niet veel anderen komen kijken. Marechaussee te paard en politieagenten op motoren kregen de taak de stoet te beschermen. Deze marcheerde provocerend dwars door de Jodenhoek en passeerde onder andere het Rembrandthuis.

Mussert blikte terug op de parade op de Dam. Daarna ontstonden er enkele rellen waarbij de politie, conform Duitse instructies, ingreep. Een maand later, in december, begon de WA in Amsterdam met het opleggen van borden met de tekst 'Joden niet gewenst' aan café- en restaurant eigenaren. Deze werden in januari ook bij bioscopen geplaatst. In februari werd de actie met geweld voortgezet, in veel steden, maar vooral in Amsterdam, waar Joden die de tram namen, werden lastiggevallen.

B.A.C. VAN BORN

'Op 6 februari 1941 - ik was toen burgerdienst bij de politie - was ik op weg naar huis op het autobalkon, het achterste balkon, en toen ik bij de Munt aankwam, zag ik daar een groepje Nederlandse nationaalsocialisten staan, die mij ook als zodanig bekend waren. Ik besteedde er verder geen aandacht aan en toen de tram weer ging rijden en in de Vijzelstraat was, viel het me wel op dat het mechanische fluitje van de tram regelmatig werd getrokken. Ik dacht eerst: nou ja, misschien hoeft hij niet bij de haltes te wachten, dat deed hij niet en hij stopte pas op de hoek van de Weteringschans. En daar ontdekte ik voor het eerst de reden van het fluiten. Want ik zag datzelfde groepje nationaalsocialisten uit de tram stormend naar de auto komen waar ik stond, en ze bestormden dat balkon en begonnen heftig te roepen en te schreeuwen 'de Joden moeten de tram uit' en een paar blijkbaar Joodse mensen, die vooraan stonden, grepen hen vast en gooiden hen uit de tram.

Drie dagen later, op een zondagmiddag, verliet een troep van de WA waar ze al Joden hadden gemolesteerd. De troep het Rembrandtsplein trok naar een café-cabaret op het Thorbeckeplein waar veel Joden aanwezig waren. De eigenaar had geweigerd dat hatelijke bordje op te hangen. Fietsen werden door de spiegelruiten gegooid en toen werd een stormloop ingezet.


D. VREESWIJK

'Ik had twee portiers voor de deur staan, die wisten nog gauw de deur dicht te gooien, in het slot, om zodoende te proberen zoveel mogelijk mensen door de achteruitgang te kunnen lozen. Dat lukte, alhoewel die portiers allebei hier neergeslagen werden, en ik stond achter bij de bar, opgepropt tussen al die mensen in, en ik wist niet hoe ik bij de deur kon komen. Ik heb 't toch geprobeerd en 't is me gelukt en gelukkig had ik ook een klein wapentje in mijn zak, wat wel niet mocht, maar wat ik gebruikt heb. Toen de heren zo ver waren, dat ze de deur uit het slot gewrongen hadden, toen was er voor mij maar één ding noodzakelijk: slaan en nogmaals slaan om 't zoveel mogelijk tegen te houden dat ze ineens al
deze Jodenmensen overhoop zouden lopen.

Ingeslagen en dichtgetimmerde ruiten in de Jodenhoek De menigte die toegestroomd was (waarbij ook Duitse militairen werden verwijderd). WA en Duitse militairen trokken toen de Jodenhoek in. Daar werden ruiten ingeslagen en inboedels vernield. Er werd op ramen geschoten, geroofd en geranseld. Het gevolg was dat enkele kleine Joodse knokploegen die sinds de herfst ontstaan waren, besloten zich te verdedigen. Zij kregen hulp van niet-Joodse buurtgenoten, van arbeiders uit heel andere buurten van Amsterdam. Op een middag werden op het Waterlooplein twee WA-mannen, zo vertelde mij twintig jaar later een lid van die knokploegen, 'afgetuigd'.

J. GROENTE MAN

's Avonds om circa half zeven kwam er een hele grote ploeg W A-mensen. Nou, wij waren er een beetje op verdacht dat ze zouden komen, om represaille te nemen, en wij hadden de toezegging gekregen van ene meneer Prenger, die had een grote rijwielloods, wij mochten alles nemen wat nodig was. Nou, we pakten grote stukken ijzer en hout en toen gaf dat absoluut een grote vechtpartij aan de kant van de speeltuin aan het Waterlooplein.

DE JONG

't Was donker, hoe wist u nu wie u raakte?

J. GROENTE MAN

'Nou, wij raakten alles wat in blauwe of zwarte uniformen was, alles wat in uniform was, daar sloegen we maar op los. Nou, en toen op een gegeven moment was alles afgelopen, toen bleef er één man liggen in uniform en hoorden wij de andere ochtend dat het WA-man Koot was.

Dit had zich in heel Duitsland, noch in een van de bezette landen van Europa ooit voorgedaan: dat de Joden, gesteund door niet-Joodse arbeiders, van zich afsloegen. De bezetter reageerde onmiddellijk. Het oudste deel van de Jodenhoek werd geïsoleerd van de rest van Amsterdam. Hier en daar werden toegangen versperd en waar men nog wel de Jodenhoek kon binnenkomen, zoals bij de Blauwbrug, waar nu het Muziektheater ligt, verscheen de Duitse politie, die samen met de Nederlandse alle passanten tegenhield, bijvoorbeeld spoorwegmannen die dan met hun papieren moesten aantonen dat ze dwars door de Jodenhoek naar hun werk moesten. Deze afsluiting, die enorm overlast veroorzaakte aan het voor de Duitsers werkende bedrijfsleven, werd na een paar dagen ongedaan gemaakt.

De tweede reactie van de bezetter op dat Joodse verzet was dat hij de vorming eiste van een college dat al zijn opdrachten aan de Joden zou en verantwoordelijk zou zijn voor hun gehoorzaam gedrag: de Joodse Raad. Deze Raad (ik kom er later op terug) bestond vrijwel geheel uit Joodse notabelen. De eerste opdracht die hij uitvoerde, was het beleggen van een grote vergadering in het gebouw van de Beurs voor de Diamanthandel. Daar spoorde een van de twee voorzitters van de Raad, Abraham Asscher, de Joden aan al hun wapens in te leveren. Deze aansporing verscheen ook op de muren.

De tweede reactie van de bezetter op dat Joodse verzet was dat hij de vorming eiste van een college dat al zijn opdrachten aan de Joden zouden verantwoordelijk zou zijn voor hun gehoorzaam gedrag: de Joodse Raad. Deze Raad (ik kom er later op terug) bestond vrijwel geheel uit Joodse notabelen. De eerste opdracht die hij uitvoerde, was het beleggen van een grote vergadering in het gebouw van de Beurs voor de Diamanthandel. Daar spoorde een van de twee voorzitters van de Raad, Abraham Asscher, de Joden aan al hun wapens in te leveren. Deze aansporing verscheen ook op de muren.

Dit had zich in heel Duitsland noch in een van de bezette landen van Europa ooit voorgedaan: dat Joden, gesteund door niet-Joodse arbeiders, van zich afsloegen. De bezetter reageerde onmiddellijk. Het oudste deel van de Jodenhoek werd geïsoleerd van de rest van Amsterdam. Hier en daar werden toegangen versperd en waar men nog wel de Jodenhoek kon binnenkomen, zoals bij de Blauwbrug, waar nu het Muziektheater ligt, verscheen de Duitse politie, die samen met de Nederlandse alle passanten tegenhield, bijvoorbeeld spoorwegmannen die dan met hun papieren moesten aantonen dat ze dwars door de Jodenhoek naar hun werk moesten. Deze afsluiting, die enorm veel overlast veroorzaakte aan het voor de Duitsers werkende bedrijfsleven, werd na een paar dagen ongedaan gemaakt.

De tweede reactie van de bezetter op dat Joodse verzet was dat hij de vorming eiste van een college dat al zijn opdrachten aan de Joden zou doorgeven en verantwoordelijk zou zijn voor hun gehoorzaam gedrag: de Joodse Raad. Deze Raad (ik kom er later op terug) bestond vrijwel geheel uit Joodse notabelen. De eerste opdracht die hij uitvoerde, was het beleggen van een grote vergadering in het gebouw van de Beurs voor de Diamanthandel. Daar spoorde een van de twee voorzitters van de Raad, Abraham Asscher, de Joden aan al hun wapens in te leveren, deze aansporing verscheen ook op de muren. 

WA-man Koot overleed een paar dagen later in een ziekenhuis. Van zijn begrafenis werd een demonstratie gemaakt. Onderweg kwam het tot enkele vechtpartijen, onder andere met een broodbezorger die had uitgeroepen: 'Het is jammer dat er onder jullie maar één dode is
gevallen. Nogmaals een paar dagen later bevond zich in een zaak die het eigendom was van twee Joodse vluchtelingen, Cahn en Kohn, weer een andere Joodse knokploeg. Er is van die ploeg maar één in leven gebleven.

E. RODRIGUES GARCIA

'Op de bewuste woensdagavond omstreeks tien uur, werd mij gemeld: er kwamen NSB'ers aan
liepen provocerend voorbij, kwamen weer terug en sloegen op inmiddels gesloten deur. Wij vluchtten door de tuin naar het hierachter gelegen huis van die schoenmaker in de Pieter Aertszstraat. Cat die als laatste ging, had eerst nog het ventiel opengedraaid van ammoniak spuit. Daarna kwam hij ook. We zaten korte tijd bij schoenmaker binnen, waarna Kohn en Cahn de zaak verlieten: bleven wat wachten, ons was gezegd: de straten waren allemaal afgezet. Na een minuut of twintig hoorde ik plotseling achter in de tuin lawaai en kwamen de SS'ers binnen.

De hele groep werd gearresteerd, niet door SS'ers overigens, maar door mannen van de Ordnungspolizei, de 'groene politie', zoals ze genoemd werd vanwege de kleur van haar uniformen. Het optreden nu van die twee Joodse knokploegen leidde ertoe dat Seyss-Inquarts Generalkommissar für das Sicherheitswesen, Rauter, een felle SS'er, een lange brief aan zijn hoogste chef, Himmler, stuurde. Daarin schreef hij onder meer dat het tijd werd dat 'hier in de Amsterdamse Jodenhoek eindelijk een voorbeeld wordt gesteld'. Het besluit viel - dat door Seyss-Inquart, die in Oostenrijk zat, goedgekeurd werd - dat in de Jodenhoek vierhonderdvijfentwintig Joodse mannen tussen twintig en vijfendertig jaar opgepakt en naar een concentratiekamp gezonden werden.

Dus werden op zaterdagmiddag 22 februari 1941 alle bruggen die naar het Waterlooplein en het Jonas Daniël Meyerplein en omgeving leidden, bezet met Duitse mitrailleurposten en zeshonderd man van de Ordnungspolizei gingen op jacht. Allen die ze binnen die leeftijdsgrenzen in handen kregen, kwamen op het Jonas Daniel Meyerplein terecht.

INSPECTEUR A. CAMMAERT

'Ja, ik heb toen hier op het plein gezien dat hele rijen met Jodenmannen (die waren hier dus in looppas uit de zijstraten naar toegebracht) hier op hun knieën werden gegooid, geslagen liever gezegd, ze moesten liggen op hun buik met hun handen voor zich uitgestrekt en daar omheen stond dan die Grüne Polizei. Ze werden geslagen, er waren ook honden bij, ze lieten die honden bijten en dat was zo'n weerzinwekkend gezicht, je stond er zelf als politieman bij en je kon eigenlijk niets doen.

Enkele andere politieagenten, hoorde ik in 1960, waren daar wel toe in staat.

DE JONG

'Wat was u in die tijd, meneer Klaassens?

 W. KLAASSENS

'Agent van politie, meneer, Jonas Daniël Meyerplein.

 DE JONG

'En hebt u die middag nog mensen kunnen redden?

W. KLAASSENS

'Ja meneer, wij zagen uit de bioscoop de Tip-Top, dat daar de mensen vandaan werden gehaald door de Grüne Polizei. Die dreven dan de mensen naar de Lazarussteeg en daar lieten ze ze los; de mensen gingen door de Lazarussteeg naar het Waterlooplein en daar werden ze weer opgevangen door de Grüne Polizei die ze transporteerde naar het Meyerplein. Wij zagen dat en gingen toen naar het bureau - Kees Roos, die jongen die later gefusilleerd is, en ik - en we deden de achterdeur open in de Lazarussteeg. Toen er weer een transport Joden aankwam, lieten wij die mensen allemaal door de achterdeur het bureau binnen.

 DE JONG

'Die mensen konden dus onderduiken als het ware, op het bureau? 

W. KLAASSENS

'Ja.

DE JONG 

'Wat hebt u die middag gevoeld?

W. KLAASSENS

'Nou, iets verschrikkelijks. Wij zagen de mensen, die werden getrapt en geschopt over de straat heen en zo werden ze naar het Meyerplein gedreven, waar ze op de hurken moesten zitten met de handen om 't hoofd. En als ze dan in elkaar zakten, dan kregen ze een klap met de kolf van het geweer, nee, dit was iets verschrikkelijks.

MAX NEBIG

'Opgepakt ben ik bij het Tip-Top-theater. We gingen hier naar toe, we werden verschrikkelijk mishandeld - toen kwamen hier die vrachtauto's, toen werden we er ingestopt.

DE JONG 

'U wist niet waar u heen ging?

MAX NEBIG

'Nee, we wisten toen we in de wagen stapten, niet waar we heen zouden gaan. Zij gingen eerst naar het sinds kort bestaande Duitse concentratiekamp in Schoorl en dan (de vierhonderdvijfentwintig zijn nog niet vol) na een tweede, even gruwelijke razzia op zondagmorgen uit Schoorl naar Buchenwald. Uit Buchenwald, waar omstreeks vijftig stierven, werden zij overgebracht naar het bij uitstek beruchte Mauthausen. Zij komen er terecht in een barak onder een barak hoofd, een Kapo, die als hij een aanval van waanzin krijgt, vijf of zes met een bijl de hersens inslaat. Ze moeten zwoegen in de granietgroeve, maar naar beneden gaand, mogen ze niet van de trap gebruik maken. Ze moeten langs de rotsen zien te klauteren. Velen vallen te pletter, anderen laten zich vallen. Daar komen nog andere groepen Joden uit Nederland bij. De tweehonderd jongens van het voor de oorlog opgerichte Joodse Werkdorp in de Wieringermeer (jongeren die naar Palestina wilden emigreren) waren eind maart 1941 naar Amsterdam overgebracht en daar bij Joodse gezinnen ingekwartierd. Lages, hoofd van de SD in Amsterdam, kreeg hun naam- en adreslijst met list in handen.

Deze tweehonderd werden vervolgens samen met honderd in Amsterdam lukraak opgepakte Joodse jongeren naar Mauthausen gezonden als represaille voor een sabotagedaad van niet-Joodse illegale werkers.Volgens de aan het weekrapport van de SD toegevoegde statistiek (dat weekrapport ging naar alle hoge Duitse autoriteiten in ons land) zouden er van de naar Mauthausen gedeporteerden op 23 juni nog velen in leven zijn. 

Twee groepen volgden nog in de herfst: honderd uit Enschede, zeventig uit Arnhem en de Achterhoek. Ook zij waren opgepakt als represaille voor sabotagedaden van niet-Joodse illegale werkers. Zeshonderdnegenendertig plus honderdzeventig is achthonderdnegen. Het leven van de enige overlevende van al deze groepen is niet in Mauthausen gered maar in Buchenwald waar Duitse medegevangenen hem vier jaar lang in een barak hadden laten onderduiken. Dat zagen op die zaterdagmiddag talloze Amsterdammers, Joden en niet-Joden, onder die laatsten een gemeente-arbeider, Willem Kraan. 

PIET NAK

'Willem Kraan, die wel een van mijn grote vrienden was, die ook mijn kameraad was, kwam op zondagmorgen bij mij en zijn ouders die woonden op de Nieuwmarkt en Willem kwam bij mij en
Willem die was een ijzersterke kerel, met de tranen in zijn ogen, en die vertelde me daar dan hoe verschrikkelijk of daar huisgehouden werd, hoe de mensen als beesten daar geslagen werden. En Willem kwam bij mij en hij zegt: 'Dát kunnen we niet dulden, en daar moet iets aan gebeuren, de boel die moet plat.

Willem Kraan en Piet Nak behoorden beiden tot de cellen van de illegale Communistische Partij. Die illegale partij was sinds de zomer van 1940 opgebouwd onder leiding van een Driemanschap: Paul de
Groot, de almachtige partijsecretaris, Lou Jansen en Jan Dieters. Jansen en Dieters zijn beiden later in de bezetting gefusilleerd. Deze illegale organisatie ging ongeveer tweeduizend leden tellen, twaalfhonderd in Amsterdam. Bekende functionarissen waren eruit geweerd en dat was maar goed ook want de SD had bij de Nederlandse geheime dienst de naam- en adreslijst van alle CPN-kaderleden in beslag kunnen nemen welke men verzuimd had te vernietigen. De CPN had zich in die tijd in ons land in een isolement gewerkt doordat zij .. 
Der Februarstreik (niederländisch: Februaristaking) von 1941 war ein Generalstreik in den von den Nazis besetzten Niederlanden während des Zweiten Weltkriegs. Er wurde von der verbotenen Kommunistischen Partei der Niederlande zur Verteidigung der verfolgten niederländischen Juden und gegen die antijüdischen Maßnahmen und die Aktivitäten des Nationalsozialismus im Allgemeinen organisiert.


.. doordat zij niet alleen Duitsland, maar ook Engeland aanviel. Dat was conform het beleid van Stalin die zich immers in augustus 1939 met Nazi-Duitsland had verbonden.

Nog voor de CPN op de illegaliteit overschakelde, in juni 1940, had Paul de Groot in het maandblad van de CPN (er mocht maar één nummer uitkomen) een artikel geschreven waar onder meer dit in stond: 

'De voortvluchtige regering heeft achter de rug van het volk ons land aan de zijde van de Geallieerden in oorlog gebracht.' 

De Groots advies was: 'dat het Nederlandse werkende volk tegenover de Duitse bezetting van ons land een correcte houding moet aannemen.' Het artikel was verschenen ondanks enkele protesten in eigen kring en ondanks vooral ook het protest van Daan Goulooze, verbindingsman tussen de CPN en de Communistische Internationale, de Komintern, in Moskou.

Na de omschakeling op de illegaliteit verscheen het illegale blad De Waarheid, wèl met aanvallen op de bezetter maar men trof toch in nummer 5, dat midden februari 1941 verscheen, de Groots uitspraak aan dat Engeland even slecht was als Duitsland. Dit schreef hij terwijl vrijwel het hele volk reikhalzend uitzag naar een bevrijding door de Engelsen! Het isolement waar zij zich zo in manoeuvreerde, betekende dat als de CPN tot een staking opriep en daar haar hele illegale kader bij inschakelde, ze niet moest zeggen dat die oproep van haar uitging.

Toen nu Willem Kraan zondagmorgen bij Piet Nak kwam, arriveerde Lou Jansen, een van de leden van het leidende Driemanschap, die in Apeldoorn ondergedoken was, in Amsterdam. Hij ging naar de illegale districtsleider van Amsterdam, Jaap Brandenburg. Bij hem schreef hij die middag een manifest, met op pagina 2 de duidelijke oproep 'Staakt| Staakt! Staakt. Van wie die oproep uitging, werd niet vermeld. 's Avonds zochten Piet Nak en Willem Kraan Frits Reuter op, een van de hogere functionarissen van hun Amsterdamse partij-organisatie.

PIET NAK

'Want ik had wel een stencilapparaat maar ik had geen
schrijfmachine. En we hebben aan Frits Reuter de opdracht gegeven
dat er zo snel mogelijk een stencil gemaakt moest worden met de
oproep om te gaan staken

Neuter had toen nog niet het stuk dat Jansen had geschreven en het was dat Nak en Kraan er op maandag zonder oproep op uit trokken om te zien of ze de arbeiders van de gemeentediensten waar ze bij werkten, tot staking konden overhalen.

PIET NAK 

'Toen zijn we weer met z'n tweeen op de fiets gestapt, Willem is de Bestrating afgegaan en ik ben de Reiniging afgegaan. We zijn de jongens zoveel mogelijk afgegaan, onder anderen Fokke John en Karel Dirkzwager, trouwens heel wat mensen waarvan we dachten: dat zijn wel vertrouwde mensen. Dirkzwager en Fokke John natuurlijk, dat waren vrienden van ons. We hebben ze uitgenodigd op maandagavond op de Noordermarkt te komen, dus dat was alleen voor de Reiniging en voor de Bestrating.

Nak en Kraan kregen op de Noordermarkt laat in de middag een tweehonderdvijftig man bijeen. Piet Nak zei er hoe belangrijk een staking zou zijn, en vóór hem deed dat nog een andere CPN'er, Dirk van Nimwegen. 

PIET NAK

We hebben daar de mensen uiteengezet de betekenis daarvan, we hebben ze verteld hoe de mensen daar geslagen waren (dat wisten ze ook wel), maar we hebben 't nog eventjes aangehaald, en we hebben ze dan verteld dat wat ze in Duitsland deden, dat 't daar misschien mogelijk was, en dat 't hún zaak was, maar dat wij 't als Amsterdamse bevolking-met onze Kattenburgers, onze Jordaners, de arbeidersklasse, dat wij met onze Joodse vriendjes en onze Joodse vriendinnetjes toen we klein waren, samen in één straat, en op één trap gespeeld hebben. En dat we dat niet konden dulden, wij moesten álles in het werk stellen om de volgende dag in Amsterdam de boel plat te krijgen.

Die namiddag en die avond tot middernacht (van twaalf tot mocht niemand op straat zijn, dat was de zogenaamde spertijd werden CPN'ers die contact hadden met grote groepen arbeiders gemobiliseerd. Bij de Spoorwegen hadden ze 's morgens vroeg succes, wel bij de gemeentetram. Maar bij een van de remises trachtte de directeur van het bedrijf de wagenbestuurders en conducteurs te
bewegen, toch uit te rijden.

A.C. F. VAN 'T SCHIP

Toen gingen wij met z'n allen naar buiten en daar stonden een paar tramwagens en toen ben ik daar op de wagen gestapt, boven op de wagen, en heb toen de mensen toegesproken om te gaan staken en om niet uit te rijden. Er waren toen een paar collega's, die gingen tóch rijden, die wilden rijden en toen zijn we met een paar mensen voor de wagens gaan zitten zodat zij niet uit konden rijden.

Andere CPN'ers trokken naar de bedrijven in Amsterdam-Noord Overal werd het werk neergelegd, de stakers stroomden naar de nponten over het IJ.

J. DE BOOD

Ineengedrongen op het dek, op de gangen, de trap, ja zelfs in het stuurhuis, overal geladen mensen. Kunt u 't zich voorstellen? Wij arbeiders uit Noord, wij voelden ons een aaneengesloten macht. Op dit moment was 't gericht tegen de Duitse gruweldaden op onze Joodse vrienden en bedrijfsgenoten en buurtgenoten. Deze barbaarsheid voelden wij als tegen onszelf en 't raakte ons eigen leven. Toen we van de pont afgingen, verspreidden we ons in kleine groepen.

Die groepen trokken de binnenstad in. Daar en elders wisten de mensen al: er is iets aan de hand, want de tram reed niet. Je zag ergens bij een tramremise trampersoneel met andere Amsterdammers spreken. Overal werd nu gezegd: 'We staken tegen de Jodenvervolging Leerlingen van een HBS gingen in staking en fietsten naar een tweede school.

R. H. SCHOONMAN

Maar daar kwamen we iets te laat aan: de school was al aan en de leerlingen waren naar binnen. Toen maar naar de tegenstanders, we dachten aan Die Deutsche Schule in de Ruysdaelstraat. Een van ons hief de strijdkreet aan: 'A, B, C, D, E, F, G-weg met de nMoffen en de NSB! Ja, hoe durf je, midden in de oorlog!

Het ene bedrijf na het andere ging in staking, maar midden in de ochtend slaagde de directeur van het Trambedrijf erin een aantal trams weer aan het rijden te krijgen. Ze kwamen niet ver. Stakende conducteurs gingen opnieuw gewoon op de trambaan zitten.

S. DE VRIES JR

Op dat moment kwamen er twee Duitse soldaten aan; die keken rond, die zagen wel iets, die voelden wel iets, maar wisten toch niet wat er aan de hand was. Ze stonden vlak bij me, dus had ik de eer. Die Duitser zei tegen me, een van die Duitsers dan: 'Was ist denn hier los?' Ik zeg: 'Staking', maar dat verstond hij niet en toen zei ik: 'Streik, Generalstreik! Toen zegt-ie: 'Was? Streik? Gibt's nicht im Dritten Reich!'

Nergens greep de politie in, maar er lag in Amsterdam een bataljon van de Ordnungspolizei. De schrijver Maurits Dekker kreeg daarmee op het Frederiksplein waar toen nog de Galerij was (nu is er de Nederlandse Bank), te maken.

MAURITS DEKKER

Hier bij de hoek gekomen van de Galerij zagen wij aan de overkant, waar u misschien een stuk van die boom ziet, daar stond vroeger een tramhuisje, dat grensde aan de beplanting, en voor dat tramhuisje was een oploop, daar stond een aantal vrouwen, ik weet niet meer hoeveel, die een melkboer aanhielden, die daar met zijn kar voorbijging. En ze schreeuwden: 'Ja, jij met die kar, jij werken en onze mannen staken, dat gaat niet, weg dat ding, maffer!' Enfin, dat werd een beetje ruzie, een beetje een oploop, en de man gaf toe - een van de dames stelde hem nog voor, een haarspeld over zijn gezicht te halen - de melkboer gaf toe en liet zijn kar in de steek en op dat ogenblik zagen we de menigte uiteenstuiven en op hetzelfde moment naderde van de Weteringschans af een zijspanwagen, of twee zijspanwagens met Duitsers d'r in, zogenaamde Krad, één op de motor en één in de zijspan, en die begon het Frederiksplein hier te ontruimen. Wij hadden het een beetje laat door, wij zagen die menigte uiteenstuiven, en werden gevangen tussen anderen die van het Westeinde kwamen en toen dreven die Grünen ons bij de Galerij op een hoop en daar stonden we met een man of dertig. Een van die Grünen komt naar ons toe en vroeg alleen maar stuk voor stuk aan ons: 'Jude?', en wie nee zei, die kon weggaan - 'Weg!'- en dan liep hij weg. Toen was de beurt aan mij en ik heb niet ja, en ik heb niet nee gezegd, ik heb alleen maar geantwoord: 'Ach Mensch!' En toen mocht ik ook weg

De meeste winkels gingen dicht. Het werd druk in de binnenstad. Op het Rokin poogt de marechaussee de mensen te verspreiden. Er was een grote demonstratie op de Noordermarkt. Amsterdam voelde zich die dag als bevrijd. Het was een ontzaglijke, laaiende vreugde waar wilde geruchten de ronde deden: de staking zou al zijn overgeslagen naar Rotterdam, zelfs naar Antwerpen.

Maar de bezetter, volledig verrast, reageerde snel. Rauter zond twee Waffen-SS-bataljons naar Amsterdam, een uit Zandvoort, een uit Amersfoort. Hij eiste drastisch ingrijpen van de politie. De spertijd ging in plaats van om twaalf uur om half acht 's avonds in. De krantenredacties kregen van het ANP de duidelijke instructie dat er niets omtrent de krantenredacties gebeurtenissen in Amsterdam mocht worden gepubliceerd. Maar het bericht dat Amsterdam staakte, was al buiten Amsterdam doorgedrongen. Reizigers hadden het overgebracht. 

Dit leidde op die dinsdag tot bedrijfsstakingen in een reeks van plaatsen, en daar kwamen woensdag nog enkele plaatsen bij. Bovendien kon toen in de hele Zaanstreek, Haarlem, Weesp en Hilversum gesproken worden van een algemene staking. In Amsterdam, waar de bedrijven doorstaakten, werd het die woensdag grimmig. De trams gingen weer rijden, agenten reden mee op de voorbalkons. Hier en daar grepen de stakers in. Ze konden ergens in Oost een motorwagen niet omkiepen.

C. DE VRIES

'Toen vlogen ze met z'n allen naar die bijwagen en daar grepen ze met z'n allen die wagen van onderen en hupzee, hoor, daar ging die wagen en daar stond-ie netjes overeind, zeg, netjes in de
hoogte 80 hoor! En toen kwamen meteen de Moffen eraan, en die schoten, links en rechts schoten ze, hè. Maar ja, in een tijd van een ja en een nee waren de mensen, hup allemaal weg en of die deuren open hebben gestaan, dat weet ik niet, maar in een tijd van een ja en een nee waren ze weg.

Rauter stuurde zijn derde en laatste Waffen-SS-bataljon naar Amsterdam, helemaal uit Assen. Deze Waffen-SS'ers en mannen van de Ordnungspolizei gingen intensief patrouilleren en schieten, zonder
waarschuwing. Negen mensen werden dodelijk getroffen, meer dan twintig zwaar gewond. Tegelijk werden de eersten van meer dan tweehonderd Joodse en niet-Joodse arrestanten, onder die laatsten
gemeenteambtenaren van bijvoorbeeld Sociale Zaken en werklieden die hadden gestaakt, opgesloten in een geïmproviseerde gevangenis, het Lloydhotel aan de Handelskade.

PIET NAK

'Plotseling werd tegen mij gezegd dat ik een matroos doodgestoken had. Nota bene, ik had nog helemaal geen Duitsematroos gezien, laat staan dat ik deze man doodgestoken had! Ik werd er plotseling uitgehaald en toen werd tegen me gezegd: 'Jij hebt een matroos doodgestoken.

Niemand had dus verraden dat Piet Nak op de Noordermarkt het
woord had gevoerd.

PIET NAK

'Ik zeg: nee, dat heb ik niet gedaan. Toen werd ik nog helemaal verschrikkelijk mishandeld, dat ik d'r nog bij moest liegen ook; als ik een eerlijke jongen was, dan hadden ze me niet zo geslagen. Ik moest toen boven op een tafel staan - ik werd natuurlijk eerst voorgesteld aan zo'n man of vijf, zes, dat ik een matroos doodgestoken had- en die namen mij mee in een kamertje. Nou ja, om dat helemaal te vertellen, dat is verschrikkelijk geweest, ik mocht alleen mijn broek aanhouden en de rest was bloot, en ze hebben me daar met ploertedoders, met koppelriemen geslagen, dat werkelijk het bloed mijn neus, mijn oren en overal uitkwam, ik was bont en blauw geslagen aan het eind. En dan moest ik boven op een tafel staan en dan moest ik in de rondte draaien en dan moest ik maar schreeuwen: 'Ik ben een Mörder, ik ben  een Mörder.' Die mensen die gearresteerd waren van Sociale Zaken moesten d'r omheen lopen, die moesten hard schreeuwen, die liepen dan de ene kant op, die moesten schreeuwen: 'Wir dürfen nicht mehr streiken, wir dürfen nicht mehr streiken!' De Jodenmensen, daar was dr. De Miranda bij en meneer Cardozo, een diamanthandelaar, en vele andere mensen, mensen die met sinaasappelen liepen en met bananen liepen en anderen, dokters, alles was daarbij. Die moesten weer de andere kant oplopen en die moesten weer schreeuwen: 'Wir Juden sind die grössten Volksverräter!' Daar weer omheen liepen de andere kant op mensen en die moesten schreeuwen: 'Wir dürfen geen Flugschriften mehr verbreiten! Daaromheen liepen weer mensen die waren communisten en die moesten schreeuwen: 'Wir sind Kommunist! Wir sind Kommunist!' Het is verschrikkelijk geweest. Ik heb de mensen daar gezien, die moesten op hun handen liggen, die kregen een trap op hun achterhoofd, met hun neus moesten ze maar steeds naar de grond doorbuigen, het bloed liep die mensen uit de neus, er lag een plas bloed voor ze, bij zes man. Ze hebben alle zes die plas bloed met de tong op moeten
likken.

Begin maart werd een van de twee eigenaren van de ijssalon in Amsterdam, de man die het ventiel van de ammoniakspuit had opengedraaid, op de Waalsdorpervlakte bij Den Haag doodgeschoten. De eerste die in ons land voor een vuurpeloton stond, was Ernst Cahn, een Joodse vluchteling uit Duitsland. Drie dagen later een communist uit Amsterdam die tot staken had opgeroepen.

Een week nadien nog Achttien (de achttien doden van Jan Camperts gedicht): drie communisten, ook uit Amsterdam, IJzerdraat, de oprichter van de Geuzengroep, en veertien leden van die groep, die gearresteerd waren na een  onderzoek waarmee niet de SD maar de Nederlandse recherche was begonnen.

Het lied der achttien dooden is een gedicht dat Jan Campert (1902-1943) schreef naar aanleiding van de executie van achttien verzetsstrijders die op 13 maart 1941 plaatsvond op de Waalsdorpervlakte. Het is een bekend gedicht geworden over het Nederlands verzet in de Tweede Wereldoorlog.

De steden die het gewaagd hadden te staken, werden gestraft met pro-Duitse burgemeesters en met een totale boete van achttien miljoen gulden (huidige waarde: honderdtachtig miljoen). En Seyss-Inquart die Nederland wilde manipuleren in de richting van het nationaal-socialisme, en die had moeten aanschouwen dat naast andere steden (die we niet mogen vergeten) de inwoners van de hoofdstad Amsterdam zich solidair hadden verklaard met hun Joodse medeburgers, ging een hardere politiek voorbereiden. Van vijfentwintighonderd vooraanstaande Nederlanders die als gijzelaars opgepakt konden worden liet hij naam- en adreslijsten opstellen. Tijdens een grote bijeenkomst in het Amsterdamse Concertgebouw zinspeelde hij daarop, nadat hij gezegd had dat alleen maar een groep schreeuwers in actie was geweest en misschien wéér zou komen.


ARTHUR SEYSS INQUART

Wenn die Niederländer sich das gefallen lassen, würden sie schliesslich abermals in ihrer Gesamtheit die Folgen eines solchen Verhaltens zu tragen haben.

Over de Joden zei hij dat Hitler had gezegd dat hun rol in Europa was uitgespeeld. Hitler had heel iets anders gezegd: ze zouden vernietigd worden. Hij, de Reichskommissar, wilde alleen spreken over 'een dragelijke overgangstoestand', zoals hij zei, want:

ARTHUR SEYSS-INQUART

Die Juden werden von uns nicht als ein Bestandteil des niederländisches Volkes anerkannt.

Daar had Amsterdam dus anders over gedacht. Wat was nu het effect van deze massale staking? In zijn op grondig onderzoek berustende studie heeft de historicus B.A. Sijes erop gewezen dat de tegenstelling tussen anti- en pro-Nazi's duidelijker dan ooit was onderstreept. 

Ook de tegenstelling tussen allen die openlijk wilden demonstreren tegen wat de bezetter aanrichtte, en hen die met hoeveel tegenzin ook, deden wat hij wenste was scherper geworden. Er is dus van de staking op diegenen die daartoe geneigd waren, een algemene verzetsimpuls uitgegaan. 

Zij heeft, meen ik, voor het overige tijdens de bezetting geen duidelijk effect gehad. Maar in de zich over eeuwen uitstrekkende Jodenvervolging in Europa is het maar één keer gebeurd dat niet-Joden, opkomend voor een minderheid, zich massaal solidair verklaarden met hun Joodse medeburgers. In alle tijden is er maar één anti- pogromstaking geweest: de Februaristaking. Daarin, daarin alléén, ligt haar historische betekenis.


 HOME Prof. Dr. Loe de Jong
DE FEBRUARIE STAKING  
 DE BEZETTING NA 50 JAAR

 

↪ HOME SITE MENU
↪ SITE MENU  DUTCH KINGDOM MENU

Comments

Popular Posts

It's where they extort the Vatican by Political government extortion for economic bribery, unseen oppression against their own unknown citizens and protecting their self-interest, their fraudulent capitalism activity on a scale never seen before; ´Barbary cannibalistic animal misbehavior´.

All rights reserved not to António Guterres, but to the bribery unseen Barbarian Design of those Nations, that have made it possible that even the Security Council of the United Nations is accused of mass extinction, estimated 50 million dead innocent people. Secretary-General Guterres of the United Nations since 2017, came after Ban Ki-moon, and before him? Who was corrupted the office of the highest rang, on our most valuable assets, that we have build after World War II?

End of the log,

The Bonka Brown Coffee,
The Annan Dark Roasted.

Per Dòminum nostrum

431 Flectámus Génua Deus, qui mirabiliter creasti hóminem, et mirabilus redemísti; da nobis, quæsumus, contra oblectaménta peccáti, mentis rátione persístere; ut mereàmur ad ætérna gáudia perveníre. Per Dòminum nostrum J.C. Filium tuum.

Bounty Decoded

The act of separating the pure from the impure part of any thing (1:22). [150] Luth. Lib. de Captivated Babylon. [151] Calv. Inst. L. 3. C. 19. Sect. 14.